Joop den Uyl (1919-1987): Meer moralist dan machtspoliticus
Hij zei zijn gereformeerde jeugd vaarwel, omdat hij de Holocaust niet kon rijmen met Gods voorzienigheid. Vrijdag, honderd jaar na de geboortedag van oud-premier Den Uyl, verscheen zijn tweede biografie.
De feiten liegen niet, dus ook niet die over Joop den Uyl (1919-1987). Zo zal niemand ontkennen dat hij twintig jaar leiding gaf aan de PvdA en dat zijn partij veertien van die twintig jaar in de oppositie doorbracht. Of dat hij na de val van zijn enige kabinet in 1977 nog negen jaar in de Tweede Kamer bleef, fulminerend tegen zijn opvolgers en tegen beter weten in hopend op een tweede kabinet- Den Uyl dat er nooit meer kwam.
Waarom de honderdste geboortedag van een oud-premier met zo’n staat van dienst vrijdag dan toch niet onopgemerkt voorbij kon gaan? „Hij was natuurlijk de grote man van de politiek van de jaren 70”, zegt NOS-redacteur Dik Verkuil die zich na de in 2008 verschenen Den Uyl-biografie van Anet Bleich aan een nieuwe levensbeschrijving waagde. „We hebben na hem geen premier meer gehad die zijn ministersploeg zo domineerde als hij. Én hij was onmiskenbaar een intellectueel. Ook dat riep bewondering op.”
Ook bij de jeugdige Verkuil, lacht de biograaf vrijdag bij de boekpresentatie in Amsterdam. Ruim drie decennia later plaatst hij een kanttekening: het intellectuele stond bij Den Uyl wel altijd ten dienste van de politiek en was daaraan ondergeschikt.
De biograaf draait er niet omheen: meer nog dan een intellectueel was de PvdA’er een idealist. „Zeg maar gerust: een staatssocialist en een hyper-Keynesiaan.”
Heel Den Uyls beleid was erop gericht gebruik te maken van de economische groei, betoogt Verkuil. „De staat moest die aanwenden om de gemeenschapsvoorzieningen te verbeteren. De ideeën daarover ontwikkelde hij al eind jaren veertig. Kennis, macht en inkomens moesten worden gespreid door het aan banden leggen van het grootkapitaal en via sociale wetgeving. De oliecrisis en de recessie waarmee zijn kabinet te maken kreeg, maakten zijn ideeën achterhaald. Toch hield hij eraan vast.”
Als Den Uyl niet in 1973 was aangetreden maar tien jaar eerder had zijn sociale programma nog wel een goede kans gemaakt, taxeert Verkuil. Dat geldt niet voor zijn streven om werknemers als mede-aandeelhouders te laten delen in de toename van het vermogen van bedrijven. „Daar zouden de confessionelen en de liberalen ook in de jaren zestig niet mee hebben ingestemd.”
Behalve een idealist was Den Uyl ook een moralist met strenge opvattingen over het goede leven, vindt Verkuil. „Een mens moest bijvoorbeeld niet willoos voor de tv zitten of per vliegtuig op vakantie gaan naar Spanje. Een boek lezen was beter. Of kamperen in de vrije natuur.”
Doordat Den Uyl wel kon nemen maar niet kon geven, én zich niet kon inleven in de collega-politici met wie hij het moest zien te rooien, werd hij nooit de machtspoliticus die hij had willen zijn, is het oordeel van Hans Wiegel. De oud-VVD-leider is nog herstellende van een herseninfarct, maar hij had zijn bijdrage voor vrijdag tijdig op papier gezet.