Column: Wat blijft, komt nooit terug
Het schooljaar 2018 – 2019 is ten einde. Om terug te blikken op het afgelopen jaar ga ik vandaag in mijn eentje met de waterbus naar Dordrecht. Ik sluit de deur van mijn huis af en loop naar de kade. Ik ruik het water van de Merwede. In de verte zie ik de waterbus reeds naderen. Als hij is aangemeerd stap ik in en ga op het achterdek staan. De tros gaat los en even later voel ik de golven onder mij deinen en de wind door mijn haar waaien. Een immens gevoel van vrijheid omvat mij.
Het zonlicht flonkert over het water van de Merwede. Rechts van mij zie ik achter de huizen nog net het dak van mijn huis en het dakraampje van de zolder. Achter dat raam heb ik dit jaar zoveel gewerkt: de schoollessen voorbereid, mijn boek ”De gedenkbalk van het Grote Huis” voltooid en een nieuw boek, ”Het Grote huis achter de dijk”, in de steigers gezet. Links van mij is de Biesbosch, het oerland van mijn jeugd dat herinnert aan de grootvaderlijke verhalen over de oorlog en de crossings.
Ik stap uit. Ik wandel langs het Groothoofd en klim over het steile bruggetje van de Wolwevershaven. Daar lees ik op de kade een in steen uitgehouwen dichtregel van de Dordtse dichter Jan Eijkelboom: „Wat blijft komt nooit terug.” Ik mijmer over deze woorden. Ook dit jaar is er weer zoveel gebeurd. De dingen zijn weggegleden in het verleden, maar ze leven voort in de archieven van onze herinnering.
Via de kade loop ik langs het Museum 1940 - 1945, waar mijn broer werkt als vrijwilliger. Even later passeer ik het geboortehuis van Top Naeff, de schrijfster van ”Schoolidyllen”. Wie leest haar nog?
Tegenover de Grote Kerk ga ik op een bankje zitten om mijn boterhammen op te eten. Ik laat deze magistrale kerk op me inwerken. De middeleeuwers konden met betrekkelijk beperkte technische middelen dit Godshuis scheppen. Ze hebben hun ziel in de stenen uitgedrukt en deze kerk is deel geworden van de christelijke geloofstraditie: het Grote Huis. Wij eenentwintigste-eeuwers kunnen technisch alles, maar wij komen niet verder dan de torenflat van de Nationale Nederlanden achter het Centraal Station van Rotterdam: een zielloze zuil van glas en beton.
De beiaardier begint te spelen: „Valerius, een statig zingen” (Ida Gerhardt). Lewisiaanse Vreugde (”Joy”) omvat mij. De naam Lewis brengt mij de drie mooie woensdagmiddagen in herinnering, waarop de Lewiskring voor oud-studenten van de Driestar Hogeschool bijeenkwam. Voor mij waren dit momenten van werkelijke Vreugde. Tijdens de laatste middag heb ik het jaar afgesloten. Zoals altijd voelde ik ook toen een zekere weemoed: weer een jaar voorbij; zullen we elkander in het volgende jaar weer terugzien? Ik heb iedereen de hand geschud en ieder is zijns weegs gegaan. Slechts een paar weken nadien kreeg ik het ontstellende bericht dat op 27 juni 2019 A.D. Evert Besselen, oud-student en trouw lid van onze Lewiskring, plotsklaps is overleden. Zijn vrouw en vier kinderen blijven achter en zijn klas van de Ds. Fraanjeschool in Barneveld moet haar begenadigde schoolmeester missen. Ik kan het maar niet klein krijgen dat er nu een lege plaats zal zijn in het lokaal waar we onze Lewismiddagen altijd houden.
Ik sta op en loop verder. In een opwelling ga ik de Grote Kerk binnen. Misschien is daar troost. De vrouw bij de ingang vertelt dat er over enkele minuten een middaggebed begint in een hoek van de kerk. Op de een of andere manier voelt dit als een teken en ik besluit om aan dit middaggebed deel te nemen. Bij het kleine barokorgel zitten al enkele mensen. Even later komt de predikant. Hij groet ons en spreekt de zegen uit. De organist speelt een Bachkoraal. Psalm 30 wordt gelezen: „Een lied der inwijding van Davids huis.” Er volgt een moment van stilte. Gezamenlijk bidden we ten slotte hardop het Onze Vader.
Ineens valt alles weg. God raakt mij aan. Hoewel niets hier blijvend is, zal wat hier is aangeraakt door God door de dood heen worden geleid naar het eeuwige Huis waar de Vader ons van verre ziet komen. Dat tilt al het vergankelijke op en maakt dat we het uit kunnen houden hier beneden.
Wat nooit terugkomt blijft.
De auteur is historicus en filosoof. Hij werkt als docent aan de Driestar hogeschool te Gouda.