Valsemunterij in zestiende-eeuws Den Haag
Bijna dagelijks fietst Esther Teunissen langs de Gevangenpoort en het Binnenhof. Ze werkt als bestuursadviseur voor verschillende burgemeesters. Het Haagse decor inspireerde haar tot het schrijven van de historische roman ”Duimkruid”.
Het verhaal speelt in het najaar van 1525. Op het Binnenhof wordt Johannes Clareit onthoofd omdat hij het lutherse gedachtegoed heeft verspreid. Het is de eerste doodstraf van een ketter in de Nederlanden. Heel Den Haag is uitgelopen om er getuige van te zijn. Er breken onlusten uit omdat Clareit de nodige aanhang in de stad heeft.
Diezelfde avond wordt in Den Haag de koopman Dirck Ruychaver vermoord aangetroffen in de kelderruimte van zijn woning. Als verdachte wordt de 15-jarige Frederik van Leuven opgepakt, assistent van de koopman. Hij is de zoon van vroedvrouw Hadewych, die als weduwe vanuit Leiden naar Den Haag is gekomen. Feit is dat Frederik gesignaleerd is bij het ontzielde lichaam van Ruychaver. Maar of hij ook de dader is? Zijn moeder doet er alles aan om hem te redden van de kokende olie waarin hij zal worden omgebracht als hij schuldig wordt bevonden. De moord blijkt alles te maken hebben met een omvangrijke zaak van valsemunterij die zich tot in de hoogste kringen uitstrekt. De titel van de roman verwijst ernaar; duimkruid is een oud woord voor geld.
Voor een historische roman is van belang dat een goed tijdsbeeld wordt opgeroepen. Wat dat betreft verdient Teunissen waardering. De Lage Landen balanceren in 1525 op de drempel van de middeleeuwen en de nieuwe tijd, het is een tijd van sociale onrust, politieke onzekerheid en godsdienstige verandering.
Contrast
Teunissen roept het beeld op van een stad waarin een schril contrast bestaat tussen rijken en armen, een stad vol herbergen en badhuizen. Ze appelleert aan alle zintuigen om het leven in Den Haag met al zijn geneugten en moeiten te schetsen. Er is bijgeloof en vermeende ketterij, politieke intrige en onrecht, chantage en losbandigheid, moord en doodslag, vooroordeel en medemenselijkheid, overvloed en onbehagen. Teunissens schrijfstijl is, behoudens een enkele platte uitdrukking, ingetogen.
Soms gaat ze ver in haar beschrijvingen. De gedetailleerde manier waarop ze de marteling van Frederik weergeeft, trekt de lezer uit zijn comfortzone. Maar het leven wás hard en onaangenaam voor mensen die in ongenade vielen of bij hun geboorte een minder goede uitgangspositie hadden meegekregen. En een eerlijke, onafhankelijke procesgang was bepaald nog geen vanzelfsprekendheid.
Op het punt van de nieuwe, protestantse religie laat Teunissen wat moderne invloeden toe in haar verhaal. De ketter Clareit zou voor veel mensen in Den Haag „de brenger van een nieuwe vrijheid van geest” zijn geweest. „Vandaag was een onafhankelijke geest, die zich door niets en niemand liet beteugelen, omgebracht”, constateert een van de hoofdpersonen in het boek. Daarmee wordt onvoldoende gepeild wat de reformatorische beweging werkelijk behelsde. De opmerking van Clareit dat hij alleen „de decadentie van de katholieke kerk” en de handelaren in aflaten bespotte, maakt dat gemis niet helemaal goed. De vraag in hoeverre het protestantisme ingang vond bij de inwoners van Den Haag komt hierdoor ook niet uit de verf.
Een enkele keer klopt de woordkeus niet. Zou men in de zestiende eeuw de uitdrukking ”dun als papier” gebruiken om iemands gezichtshuid te typeren? De term ”witwassen” bestond in elk geval nog lang niet. Onjuist is het ook om in deze tijd een dominee te laten optreden, in een rooms-katholieke kerkdienst nog wel.
”Duimkruid” is beslist een spannende roman, maar het predicaat ”thriller” is wat overdreven. Het is eerder een historische detective in de traditie van Helene Nolthenius en Ellis Peters. De toegevoegde waarde zit ’m in het beeld dat wordt geschetst van een Hollandse stad in een woelige periode.
Duimkruid, Esther Teunissen; uitg. Prometheus; 283 blz.; 19,99