Levensbeschrijving van tien ”moeders in Israël”
De bundel ”Moeders in Israël” bevat, zoals de ondertitel aangeeft, tien levensschetsen/bekeringsgeschiedenissen van godvrezende vrouwen. In het ten geleide erkent auteur J. Mastenbroek het gevaar dat in dergelijke verhalen de mens centraal wordt gesteld in plaats van Christus en Zijn Middelaarswerk. Hij laat dan ook het licht vallen op het eenvoudige, bevindelijke Godswerk in de harten van de vrouwen. Zijn bedoeling is om het werk des Heeren door te geven en de lezer jaloers te maken.
Onder ”moeders in Israël” verstaat de auteur vrouwen die door hun levensopenbaring, nauwgezette levenswandel en godsvrucht voor velen als een geestelijke moeder zijn geweest. Gehuwd of ongehuwd, verkregen zij een geestelijk zaad. Uitgaande van deze omschrijving dekt de titel de inhoud van de tien levensschetsen. Hoe verschillend de vrouwen ook waren, ze hadden gemeen dat ze tijdens hun leven velen tot zegen zijn geweest.
De meeste levensschetsen betreffen vrouwen uit de (eerste helft van de) twintigste eeuw. Alleen het levenshaal van Pietje Baltus (1830-1914) uit het Betuwse Beesd valt buiten deze periode. Een gesprek met deze vrouw was rond 1865 voor de jonge dr. Abraham Kuyper, de latere voorman van de Doleantie, het middel in Gods hand waardoor zijn gedrag en prediking veranderden. Anders dan vaak wordt aangenomen, was Pietje ten tijde van dat gesprek een betrekkelijk jonge vrouw.
Opvallend is dat van de tien vrouwen uit de bundel de meesten al vrij jong tot bekering zijn gekomen. Van oudvader Wilhelmus à Brakel is de uitdrukking bekend dat de Heere de meesten van Zijn volk voor hun dertigste bekeert. Dat gebeurde ook met de meeste beschreven vrouwen.
Diepe indrukken
Fijgje Bons (1887-1955) uit Bleskensgraaf had al jong diepe indrukken van dood en eeuwigheid. De Heere werd haar te sterk toen ze zeventien of achttien jaar was. Dingena Mallan-Vreugdenhil (1884-1976) was zelfs nog iets jonger toen ze onder de prediking van de gereformeerde ds. J. D. van der Velden te Klundert tot bekering kwam. Anna Ruit-de Wachter (1867-1961) uit Dirksland en Zwaantje Westland (1909-2012) uit Huizen waren nog maar meisjes van elf jaar toen de Heere Zijn goed werk in hen begon.
Kenmerkend voor de meeste van deze vrouwen was dat ze niet gehinderd werden door kerkmuren. Zo zei Zwaantje Westland-Schaap eens: „Als ik hoor dat de pastoor van Blaricum bekeerd is, ga ik ook naar hém luisteren.” De contacten met vrienden door het hele land en zelfs daarbuiten waren interkerkelijk. Deze vrouwen hadden het vermogen over de kerkmuren heen te zien. Als er maar goed van de Heere gesproken werd. Menigmaal smolten tijdens de gesprekken hun harten samen, waren ze één van zin en spraken ze dezelfde taal.
De bundel sluit af met de levensschets van Zwaantje Westland-Schaap (1909-2012) uit Huizen. Toen de Heere in haar leven kwam toen ze elf was, zeiden haar vriendinnen: „Zwaantje heeft haar verstand verloren”; zelf mocht ze later, toen ze tot de volle zaak gekomen was, getuigen: „Nee, ik heb nu pas mijn verstand gekregen.” Haar man verloor ze op 31-jarige leeftijd. Gesterkt door de Heere heeft ze haar drie kinderen opgevoed en meer dan 72 jaar het weduwenkleed van de Huizer klederdracht gedragen. Haar laatste jaren bracht ze met haar dochter Lammie door in Huize Winterdijk te Gouda. Daar kwam op 2 november 2012 een einde aan haar aardse loopbaan. Toen er een grauwe kleur over haar gezicht trok en haar dochter zei: „Moeder, het wordt sterven!” wees ze omhoog en zei: „Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen.” Zo ging ze, zonder strijd, de eeuwige heerlijkheid binnen.
De levensschetsen zijn door het gebruik van tussenkopjes overzichtelijk ingedeeld. De tekst leest gemakkelijk. Wel hebben de beschrijvingen door de gekozen opzet een wat fragmentarisch karakter. Wat in deze bundel bijeengebracht is, is het echter waard door velen gelezen te worden.
Moeders in Israël. Uit het leven van tien godvrezende vrouwen, J. Mastenbroek; uitg. Den Hertog; 133 blz.; € 14,90