Gazanen komen geen kopje koffie drinken
Ze leeft al negentien jaar onder dreiging van geweld uit de Gazastrook. Raketten, vuurballonnen en infiltraties. Maar weggaan is geen optie. Batia Holin: „Blijven is onze manier om nee tegen terreur te zeggen.”
Roerloos hangt een witte zeppelin boven Gaza-stad. Helder afgetekend tegen de strakblauwe lucht. Het luchtvaartuig is volgestouwd met afluisterapparatuur en andere ultragevoelige sensoren. De ogen en oren van het Israëlische leger.
Batia Holin wijst er veelbetekenend naar – en dan naar de plaats waar ze staat, in kibboets Kfar Aza. „Zó dichtbij is de Gazastrook. De Palestijnen wonen letterlijk in onze achtertuin. Elke vrijdag verzamelen zich duizenden mensen bij het hek. Dan is het hier een enorme herrie. We zien de brandende autobanden, de wolken traangas. We horen de schoten. Eén ding is wel duidelijk: ze komen niet om een kopje koffie met ons te drinken.”
De wekelijkse betogingen aan de grens zijn vervelend, maar al te veel last hebben de inwoners van Kfar Aza er niet van. Veel gevaarlijker is de dreiging van raketten die radicale bewegingen als Hamas en Islamitische Jihad op Israëlische dorpen en steden afschieten. En de vuurballonnen en brandende vliegers die hun landerijen in brand zetten.
Angstigste moment
„Ik woon hier al 45 jaar”, vertelt Holin. „De afgelopen 19 jaar zijn vreselijk geweest. Terreur op dagelijkse basis. Het luchtalarm kan elk moment afgaan. Officieel hebben we 16 seconden om de schuilkelder of een veilige ruimte te bereiken, maar heel vaak haal je dat niet. Het lukt mij ’s nachts niet om binnen die tijd van mijn bed naar de shelter te komen. Naar de wc of onder de douche gaan, is extreem gevaarlijk.”
Het angstigste moment was volgens de Israëlische een jaar of vijf geleden, toen Palestijnse terroristen vanuit de Gazastrook de grens waren overgestoken en de kibboets probeerden binnen te dringen. „Toen kwam het gevaar heel dichtbij. De raketten jagen wel schrik aan, maar ze zijn onpersoonlijk en de meeste treffen geen doel. Dit waren mensen die erop uit waren ons te doden.”
Maar vluchten voor de dreiging is voor de Israëlische geen optie. „Zie je die elf nieuwe huizen daar?”, wijst ze. „Nieuwe uitbreiding van de kibboets. Dat zien ze in de Gazastrook ook. Blijven is onze manier om nee tegen terreur te zeggen. Ik wil niet weg. Bovendien zou ik ook niet weten waar ik heen moest. Dit is Israël. Het gevaar loert overal.”
Psychische problemen
De dagelijkse terreurdreiging heeft bij veel inwoners van Kfar Aza psychische problemen veroorzaakt. Organisatie Natal uit Tel Aviv biedt hulp aan slachtoffers met een posttraumatische stress stoornis en soortgelijke problemen. „We hebben al ruim 300.000 mensen bijgestaan”, vertelt hulpvelener Dalia Yosef. „Vooral in het zuiden van Israël.”
Natal is apolitiek, benadrukt Orly Gal, directeur van de organisatie en kolonel buiten dienst. „Wij helpen iederéén. We proberen ook het gesprek met Palestijnen aan te gaan, hoewel dat niet meevalt. We weten dat de mensen in Gaza hetzelfde doormaken als wij. We hoeven niet de beste vrienden te worden, maar we kunnen ons wel op de best mogelijke manier gedragen naar elkaar toe.”
Afgelopen mei schoten Palestijnse terroristen binnen 3 dagen zo’n 700 raketten op Israël af. „Toen kregen we in totaal ongeveer 2000 telefoontjes”, zegt Yosef. „De meeste bellers komen met heel acute vragen: Wat moet ik nú doen? Dat begrijp ik, want de angst is er op dát moment. Maar we proberen ze ook steeds meer op preventieve maatregelen te wijzen en een stukje weerbaarheid bij te brengen.”
Gebroken glas
Mensen van advies dienen en door een moeilijke situatie heen slepen is één ding, maar hoe gaat Yosef zélf met terreurdreiging om? „Dat is een heel diepe vraag”, zegt de Israëlische bedachtzaam. „Toen ik deze kibboets binnenreed, heb ik eerst gekeken waar de schuilkelders zich bevinden. We zitten hier nu eenmaal binnen de beruchte cirkel van 40 kilometer die de raketten uit Gaza sowieso kunnen bereiken. Ja, wij hebben natuurlijk zelf ook met angsten en trauma’s te maken. Wij moeten in eerste instantie vooral onszelf helpen. Maar gelukkig hebben we ook een programma ”Help de hulpverlener”. Daar hebben we veel baat bij. Ik vergelijk ons altijd met een thermosfles: aan de buitenkant zie je niets, maar het glas vanbinnen is gebroken.”