Secularisatie ging ook rooms België niet voorbij
In de ogen van de roomse geestelijkheid (clerus) in België was met de renaissance en de Reformatie, later versterkt met de verlichting en de Franse Revolutie, een strijd begonnen tegen de godsdienst, die uitmondde in de verdwijning van de sinds de middeleeuwen bestaande christelijke orde.
Dat is een conclusie die Christan de Borchgrave, doctor in de geschiedenis, trekt in zijn dissertatie, die onder de titel ”Zalig de armen van geest. Vlaanderen 1918-1940: een kerk in strijd met het moderne materialisme” werd uitgegeven. De renaissance en de Reformatie hadden aan de wieg gestaan van „de moderne wereld”, die bij de rooms-katholieke geestelijkheid in België geen genade kon vinden. Dat vraagt nadere toelichting.
Al voor de onafhankelijkheid van België (1830) kende België een „breuklijn” tussen rooms-katholicisme en vrijzinnigheid enerzijds en tussen kapitaal en arbeid anderzijds. Sinds de grote industrialisering tussen 1798 en 1847 en de tweede industriële revolutie rond 1880 was de leefsituatie van „de arbeidersmassa” niet best geweest. Dat leidde tot de opkomst van een massale arbeidersbeweging, waaronder een christelijke.
Hoe ging de Vlaamse clerus om met deze ontwikkeling? Die moest zich principieel gaan oriënteren op het begrip ”rijkdom”. Rijkdom staat per definitie voor ”geld en goed, vermogen”. Maar de geestelijkheid herleidde dat „bijna altijd” tot „luxe.” En daarin was Jezus de mensheid niet voorgegaan. Negentien eeuwen lang had „de katholieke kerk” dan ook christelijke liefdadigheid voorgestaan als oplossing van het „individuele probleem” van rijkdom en armoede. „Structurele armoede” lag buiten het blikveld. „De Voorzienigheid had nu eenmaal gewild dat de ene rijk was, de andere arm.”
In 1891 was de pauselijke encycliek ”Rerum novarum” verschenen, waarin Leo XIII weliswaar stelling nam ten gunste van een sociale wetgeving, maar de clerus bracht deze encycliek toch steevast in verband met de traditionele liefdadigheid en lijdzaamheid. In onrecht moest worden berust en men moest blij zijn om het lijden. Daar kwam echter ook bij dat de kerk de financiële steun van de bezittende klasse genoot en dat die bezittende klasse derhalve de kerk had ingeschakeld om de bestaande maatschappelijke orde te bevestigen.
Dit alles concludeerde de auteur op grond van preken en redevoeringen van priesters in Vlaanderen in het interbellum. Sinds het Concilie van Trente heerste bij priesters de opvatting dat zij door uiterlijke activiteit innerlijk verarmden. Een prominent geestelijke schreef in 1925 dat zijn medebroeders zich opnieuw meer zouden moeten toeleggen op contemplatie dan op missiearbeid, apostolaat of politieke aangelegenheden.
Apostolische traditie
De alles-is-altijd-zo-geweestgedachte heette ”apostolische traditie”. Met die traditie hadden dus renaissance en Reformatie, versterkt door verlichting en Franse Revolutie, gebroken. Het had een „moderne”, materialistische wereld opgeleverd. Wel was er in de 19e eeuw al een kloof ontstaan tussen de liberaal-katholieken en de zogeheten „intransingente” ofwel beginselvaste rooms-katholieken. De liberalen veroordeelden de moderne wereld niet (volledig), de intransingenten daarentegen verwierpen de moderne maatschappij onverbiddelijk. Laatstgenoemden wilden de samenleving weer integraal christelijk maken. Daartoe waren ze aanhangers van de monarchie en waren ze antikapitalistisch, gekoppeld aan antisemitisch (sic!) en antiprotestants. Maar omdat deze beweging zich niet in de privésfeer wilde op- en afsluiten, betrad zij het „sociaal-economische pad” en werd zo de moeder van de christendemocratie.
Er ontwikkelde zich, naast een socialistische en een in mindere mate liberale zuil, een rooms-katholieke zuil, die echter, om het mild uit te drukken, geen grote steun genoot van de Vlaamse clerus. Deze zuil, met vertakkingen op alle terreinen van de maatschappij, heeft lange tijd het politieke landschap in België gedomineerd.
De auteur merkt hierbij op dat de morele steun die het volk bij de zuilen vond, werd versterkt door het feit dat in België geen oud en sterk nationaal gevoel bestond. Maar intussen had de clerus in bijvoorbeeld ethische aangelegenheden minder vat op het volk.
Secularisatie
Het zal duidelijk zijn dat zich in België een soortgelijke ontwikkeling voordeed als in Nederland. Ook bij ons kwamen de zuilen op, met de door Kuyper geïnitieerde protestants-christelijke zuil „op alle terreinen des levens.” Maar ook in België trad „een gestage secularisering” in. Het volk liet zich niets meer gelegen liggen aan de mores van de clerus. Ieder ging ook bijvoorbeeld niet-rooms-katholieke radio beluisteren. Er groeide pluralisme in de samenleving, die als spelbreker in de rooms-katholieke wereld ging fungeren. Verschijnselen die de clerus op zich nog niet eens „in wezen afkeurenswaardig” vond, kregen een plek in de zuil. Maar de zuil groeide verder weg van de kerk. Totdat uiteindelijk de rooms-katholieke zuil deconfessionaliseerde.
Spiritual tools
En de kerk zelf? Die focuste op den duur ook niet zozeer meer op het eeuwige leven als wel op het aardse geluk. De auteur geeft dienaangaande weer wat een Franse filosoof-socioloog over de kerk schreef: „Sinds enkele decennia is ze ermee opgehouden de gelovigen te vragen om, naar het voorbeeld van Christus, nederig hun kruis te dragen. Na eeuwenlang zondebesef, versterving, offerbereidheid en berusting te hebben gepredikt, benadrukt ze tegenwoordig het belang van solidariteit en liefde, van harmonie en innerlijke rust.” De religie is voor „de consumerende mens” nog slechts nodig om hem „spiritual tools” aan te reiken, teneinde zich geheel te kunnen ontplooien, in plaats dat ze hem „beproevingen leert te aanvaarden.”
In feite zijn kerk en religie ook in België naar de marge gedrongen. Van het ooit gepropageerde armoede-ideaal –„Zalig de armen van geest”– zoals de kerk dat altijd verdedigde, bleef weinig of niets meer over. De auteur noemt deze secularisering „onomkeerbaar.”
Het behoeft geen nader betoog dat in dit boek de ontwikkelingen in maatschappelijk opzicht worden getekend in een land dat kerkelijk door Rome werd gedomineerd. Lange tijd heeft Rome zich tegen de „moderniteit” gekeerd, maar uiteindelijk is de samenleving ermee geassimileerd.
Ik licht er dan toch nog even uit dat „de Reformatie” voor deze ontwikkeling medeverantwoordelijk wordt gesteld. Naar mijn oordeel is het onmiskenbaar waar dat de Reformatie „de sinds de middeleeuwen bestaande christelijke orde” fundamenteel heeft doorbroken. Met name in de calvinistische lijn van de Reformatie werd aan de overheid voor de ordening van de maatschappij een eigen verantwoordelijkheid coram Deo toegekend, zonder horigheid aan de kerk. Moest dit echter in het calvinisme leiden tot wat hier een moderniteit van „rijkdom” wordt genoemd, ofwel tot kapitalisme? De door de auteur geciteerde Max Weber, grondlegger van de moderne sociologie (1864-1920), plaatste in diens ”De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme” katholicisme en calvinisme tegenover elkaar: „Dat het katholicisme, in tegenstelling tot het calvinisme, het winststreven geen positieve morele waarde toekende, stond buiten kijf. Zo katholieke zedenleraars dat streven al gedoogden, beschouwden ze het als een gevaar voor het zielenheil.”
Soberheid
Is echter niet soberheid juist een wezenstrek in het calvinisme voor allen en eenieder? Het gaat te ver om het calvinisme impliciet of expliciet verantwoordelijk te stellen voor consumptisme en hedonisme, waardoor de huidige moderne samenleving wordt gedomineerd. En het in één adem noemen van Reformatie en Franse Revolutie kan alleen geschieden vanuit rooms-katholieke eenkennigheid.
De deconfessionalisering van de christelijke zuil, of die nu protestants-christelijk of rooms-katholiek was, liep in België en in Nederland gelijk op.
Dat heeft inderdaad geleid tot „gestage secularisering” aan beide zijden. Het blijft wel een klemmende vraag of de zuilvorming op zich, in haar afsnoerende effect van het geheel van de samenleving, niet ook mede aan de wortel ligt van de secularisatie. Dat is een vraag die lezing van dit boek ten slotte bij me achterlaat.
Zalig de armen van geest. Vlaanderen 1918-1940: een kerk in strijd met het moderne materialisme, Christian de Borchgrave; uitg. Vrijdag; 279 blz.; € 22,50