Elfde Veluwse zendingsmiddag trekt 1300 bezoekers
David bad niet of de heidenen mochten weten dat er een God bestaat, maar of ze aan de weet zouden mogen komen dat ze mensen zijn, aldus ds. B. J. van Boven met een verwijzing naar Psalm 9. „Dat moeten de heidenen echt wéten.”
De predikant van de gereformeerde gemeente van De Valk-Wekerom sprak woensdagmiddag tijdens de elfde Veluwse zendingsmiddag in de Adullamkerk van de gereformeerde gemeente te Barneveld-Zuid. De bijeenkomst, die was georganiseerd door de kerkenraden van de gereformeerde gemeenten van Barneveld-Centrum, Barneveld-Zuid, De Valk-Wekerom en Kootwijkerbroek, trok ongeveer 1300 bezoekers.
Ds. Van Boven mediteerde over een gedeelte van het laatste vers van Psalm 9: „Laat de heidenen weten, dat zij mensen zijn. Sela.” David richt zich hier tot God, aldus de predikant, „met een gebed om de bekering van de heidenen op het zendingsveld.”
Adamskind
Het is opvallend dat David niet vraagt om de heidenen te laten weten dat er een God is, maar dat ze zouden weten dat ze mensen zijn. „David wist dat hij zelf een mens was, een Adamskind. De heidenen moeten dat ook weten. Niet iedereen kan de zending in, maar iedereen kan wel bidden of de heidenen mogen weten dat ze mensen zijn.”
Ds. Van Boven wees erop dat God de mens goed geschapen heeft, maar dat hij ook diep gevallen is. Aan de hand van een voorbeeld maakte hij dat duidelijk: Een kunstschilder maakte een schilderij van een engel, met als voorbeeld een kleine jongen. Jaren later schilderde hij een duivelsfiguur, met als voorbeeld een misdadiger uit de gevangenis. „Laten die twee nu dezelfde mensen zijn geweest.”
Ds. Van Boven zei tegen de bezoekers van de zendingsmiddag: „Vraag de Heere of Hij je laat zien dat je mens bent, een gevallen mens. Als de Heere ons leert bukken voor Hem, gaan we die twee schilderijen zien. Het is een wonder als we heengedreven worden naar de Heere Jezus.”
Laodicéa
Ds. E. J. Boudewijn, predikant te Barneveld-Centrum, sprak over Openbaring 3:15-18, een deel uit de brief aan Laodicéa. Hij zei dat er in Laodicéa een eigenwillige godsdienst bestond, waarbij de mensen lauw bleven. „Ze hoorden niet bij de wereld, maar ze kenden ook niet de tere vreze des Heeren. De hemel verkwikte niet en de hel verschrikte niet. Het is het beeld van hen die wel anders zijn gaan leven, maar die de schuld nooit ingeleefd hebben.”
Misschien zouden wij zo’n gemeente van de lijst geschrapt hebben, maar dat doet Hij niet, zei ds. Boudewijn. „Hij raadt de gemeente aan dat ze goud, witte klederen en ogenzalf zouden kopen.” Het goud ziet dan op de onverwoestbare zaligheid, de witte kleren zien op de geschonken gerechtigheid en de ogenzalf ziet op het ontdekkende licht van Gods Geest. „Smeek om ontdekkend licht in uw leven, opdat Gods Geest alles wat niet van Christus is, zal wegnemen.”
Ds. J. van Laar, predikant van Barneveld-Zuid, sprak over de zendingsreis van Paulus en Barnabas op Cyprus, zoals die beschreven staat in Handelingen 13. Hij vergeleek de tovenaar Elymas met mensen die Christus niet kennen. „Als je geen kind van de Heere Jezus bent, ben je een kind van de duivel. Een tussenweg is er niet. Je moet weten dat je een kind van de duivel bent, anders zal het Kind Jezus geen plaats in je leven krijgen. Als je leert dat je een kind van de duivel bent, ga je roepen om een nieuw hart.”
De zendingsmiddag werd geopend door ds. G. Beens, predikant te Kootwijkerbroek.