Den Haag schaamt zich en geeft Joden belastinggeld terug
Negen mensen hebben een schadevergoeding van de gemeente Den Haag gekregen omdat zij of hun voorouders na de Tweede Wereldoorlog een naheffing voor erfpacht en straatbelasting hebben moeten betalen. Er stonden rekeningen open uit de tijd dat ze in een concentratiekamp zaten of ondergedoken waren.
Een wethouder moet zich aan de wet houden. Het is niet aan hem „om aan de bewogenheid toe te geven en ingevolge dien voor Sint Nicolaas te gaan spelen.” Met dat argument verdedigde de Haagse wethouder Feber in 1948 de aanslag die hij Joodse eigenaren van onroerend goed of –als ze tijdens de oorlog waren omgekomen– hun nabestaanden oplegde. De zaak was aangespannen door iemand die de kampen Westerbork en Theresienstadt had overleefd. In die tijd had hij geen erfpacht kunnen betalen. Nu moest dat alsnog, met terugwerkende kracht. Feber wees erop dat Den Haag hiermee coulanter was dan Amsterdam, want daar was aan de naheffing een boete gekoppeld. Hij kreeg de steun van 33 van de 39 raadsleden.
„Hoewel wij genegen zijn om de opstelling van de gemeenteraad te beschouwen als niet empathisch, kil en formalistisch, was deze houding destijds veeleer gangbaar dan ongewoon”, stelde oorlogshistoricus Robin te Slaa in 2016. In opdracht van het gemeentebestuur onderzocht hij het handelen van de gemeente Den Haag, met name tegenover Joodse eigenaren van onroerend goed.
Ruimhartig
De hofstad had voor de oorlog een bloeiende Joodse gemeenschap. Van de 17.000 Joden waren er echter 14.000 gedeporteerd, en meer dan 12.000 van hen werden vermoord. Hun huizen werden ingepikt door de bezetters. Die probeerden er een slaatje uit te slaan, maar veel Nederlanders wilden dergelijke gebouwen niet kopen.
De gemeente heeft na de oorlog een groot aantal panden teruggegeven of aan de eigenaren een vergoeding verstrekt. Op het gebied van belastingheffing toonde de overheid zich minder coulant. Niet mededogen met de zwaar getroffen Joden was leidend, maar de gemeentelijke financiën en een strikt juridische interpretatie van de regels, constateerde Te Slaa.
„In vele opzichten een schokkend rapport”, reageerde burgemeester Van Aartsen in 2016. Hij kondigde aan het onrecht te willen rechtzetten. Daarvoor werd alvast 2,6 miljoen euro gereserveerd. Het zou om honderden gedupeerden gaan.
Uiteindelijk hebben 32 mensen een vergoeding aangevraagd. Negen van hen kregen geld terug. In totaal gaat het om 55.000 euro. De oudste ontvanger is een 104-jarige vrouw. In de andere gevallen bleek dat destijds geen naheffing is opgelegd of was niet vast te stellen of het verzoek terecht was. „Maar we hebben er ruimhartig naar gekeken en bij twijfel wel toegekend”, aldus de gemeente.
Japanse kampen
Hiermee is slechts een klein deel van de 2,6 miljoen euro uitgekeerd. Het resterende bedrag gaat naar een „collectief moreel rechtsherstel.” Hoe dat gebeurt, wordt later bepaald. Intussen schaamt Den Haag zich. Burgemeester Krikke noemt het „verschrikkelijk dat de gemeente toen zo kil en weinig invoelend was.”
De residentie werkt nog aan een vergoeding voor Indische Hagenaars die tijdens de bezetting van Nederlands-Indië in de jaren 1942-1945 in een Japans kamp hebben gezeten. Ook zij moesten bij terugkeer erfpacht en straatbelasting betalen voor de jaren dat zij opgesloten zaten.