Handhaving etiketteringsbepaling bij producten uit Israël muggenzifterij
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft het Israël Producten Centrum (IPC) in Nijkerk met een hoge boete gedreigd als het de etiketten van een aantal producten niet aanpast. Nu staat daarop vermeld dat deze uit Israël komen. De inspecteurs van de overheid wijzen erop dat de vermelding moet zijn: ”Gemaakt op de Westelijke Jordaanoever” met tussen haakjes erachter ”Israëlische nederzetting”.
Inmiddels hebben ChristenUnie en SGP in de Tweede Kamer vragen gesteld aan het kabinet over deze actie van de NVWA. Zij willen onder meer weten hoe de handhaving van de zogenoemde etiketteringsbepaling eruitziet. Ook vragen ze hoe andere lidstaten van de EU omgaan met deze regel, die in Europees verband is afgesproken. De partijen vinden dat Nederland niet moet overgaan tot toepassing van de richtlijn, totdat andere lidstaten deze ook hebben ingevoerd.
Het is terecht dat de beide christelijke partijen deze vragen stellen. Het lijkt er overigens op dat het dreigen met een boete in dit geval een diepere ideologische achtergrond heeft. Als het om kwesties gaat rond Israël en de Palestijnen, lijkt er bij bepaalde instanties sprake te zijn van overgevoeligheid. Het is dan ook niet voor niets dat de directeur van Christenen voor Israël spreekt van het schieten met een kanon op een mug.
De etiketteringsbepaling zelf is overigens ook verwarrend. Dat op producten uit nederzettingen vermeld moet worden dat deze niet op het internationaal erkende grondgebied van Israël zijn gemaakt, is nog te begrijpen. Maar dat op een product uit Bethlehem moet staan ”product uit Palestina” is zeer onlogisch. In de EU-richtlijn staat namelijk als voetnoot: „Deze benaming mag niet worden uitgelegd als een erkenning van de staat Palestina.” Nederland en ook de EU als geheel erkennen Palestina officieel immers niet als onafhankelijke staat. Maar hoe kan een product het label krijgen gemaakt te zijn in een land dat niet wordt erkend en dus formeel niet bestaat? Is dit niet net zo tegen de regels als de vermelding dat een product uit Israël komt, terwijl de internationale gemeenschap het betreffende gebied niet als grondgebied van Israël erkent? Hier wordt gemeten met twee maten.
Het mag duidelijk zijn dat dit allemaal niets te maken heeft met de veiligheid van het betreffende product voor de consument – iets waarover de NVWA moet waken. Dit is politieke muggenzifterij. Een orgaan als de NVWA moet zich daarvoor niet lenen, omdat zoiets afbreuk doet aan haar autoriteit.
Afgaande op de effectiviteit van de maatregel zou de NVWA zich overigens flink achter de oren moeten krabben. Het lijkt erop dat de aangekondigde boete tot een flinke verkoopstijging leidt bij het Israël Producten Centrum. Dat zal ongetwijfeld de bedoeling van de actie niet zijn. Voor het IPC in Nijkerk is het een niet onaardige bijkomstigheid.