No-deal-brexit is niet eind van gedoe, maar begin
Het tv-debat van dinsdagavond tussen Boris Johnson en Jeremy Hunt maakte één ding duidelijk: de no-deal-brexit is een serieuze optie. De twee kandidaten voor het Britse premierschap hebben door dat ze punten scoren met dit standpunt.
Voor Johnson is dit niet nieuw. Hij heeft een afkeer van de „vazalstaat” waartoe het brexitplan van premier May leidt. Hij profileert zich nu met de belofte om de EU echt op 31 oktober te verlaten. „We moeten het negativisme laten varen en vol vertrouwen inzetten op no-deal.”
Hunt was bij het referendum in 2016 tegen brexit. Van lieverlee ging hij erin mee. En sinds vorige week zegt hij dat hij desnoods instemt met no-deal. Hunt lijkt zich te laten meezuigen door Johnson. Dat pleit niet voor hem.
Een no-deal-brexit betekent dat slechts enkele afspraken blijven gelden van alle (tien)duizenden die er na de Tweede Wereldoorlog tussen Groot-Brittannië en de EU zijn gemaakt. De Kanaaltunnel blijft open, maar het gemak waarmee deze kan worden gepasseerd, zal verdwijnen. En trouwen met een Brit blijft mogelijk, maar het zal de vraag zijn of je zomaar bij je echtgenoot in Engeland of Schotland kunt gaan wonen.
De auto-industrie ziet de investeringen al voor het vijfde jaar dalen. Die trend is vrij snel ingezet na de aankondiging van het EU-referendum in 2013. Een no-deal-brexit zal die daling niet keren, maar versterken.
”No-deal” lijkt aantrekkelijk, omdat deze optie duidelijkheid geeft: eind oktober is het zover, „wat er ook gebeurt”, aldus Johnson. Maar in werkelijkheid is het kiezen voor een „stap in het onbekende”, zoals een voormalige hoge Britse ambtenaar het vorige week zei.
Vooral voor de economie zijn de risico’s levensgroot. Aan het eind van het jaar zitten de pakhuizen sowieso al vol, met het oog op Kerst. Het inslaan van extra goederen is dus niet mogelijk. Bovendien is het najaar juist het seizoen waarin Groot-Brittannië veel voedsel vanuit de EU invoert. Daar past geen vertraging bij.
Serieuze inschattingen voorspellen voor de Britten een prijsstijging van 10 procent voor voedsel. Op zich is dat geen drama, omdat de uitgaven voor voedsel als percentage van het inkomen nog nooit zo laag zijn geweest. En toch is het een trendbreuk van jewelste: sinds de dagen van Churchill is eten en drinken alleen maar goedkoper geworden. Bovendien: als voedsel duurder wordt, nemen ook andere prijzen toe.
De ”no-dealers” hopen dat de economie zich snel zal herstellen omdat de handel zich verplaatst naar andere landen. Een verstandig mens verkoopt echter de huid niet voordat de beer geschoten is.
Daarnaast leidt een no-deal-brexit tot spanningen binnen het Verenigd Koninkrijk zelf. De steun voor de Schotse onafhankelijkheid zal erdoor groeien.
Kortom, een no-deal-brexit is geen eind aan het gedoe, maar het begin ervan. En daarom is het vooral stoere praat.