Kerk & religie

Mijn afkomst

Ezechiël 16:3b

Cornelia Leydekker
4 July 2019 08:29Gewijzigd op 16 November 2020 16:27

„Uw vader was een Amoriet, en uw moeder een Hethitische.”

Mijn God, ik ben beschaamd en schaamrood om mijn aangezicht naar de hemel op te heffen, o God, want mijn ongerechtigheden zijn vele en mijn schuld is groot geworden tot aan de hemel toe. Aangaande mijn geboorte, zij is uit het land der Kanaänieten. Mijn vader was een Amoriet en mijn moeder een Hethitische. Dat is de rots waaruit ik gehouwen ben en de holligheid van de bornput waaruit ik gegraven ben. Mijn eerste vader heeft gezondigd en ik draag zijn ongerechtigheid. Door hem is de zonde in de wereld gekomen en door hem ben ik een overtreder van de buik aan. Want ik ben in zonden ontvangen en in ongerechtigheid ter wereld voortgebracht. Een kind des toorns van nature. Uit de vader de duivel. Vlees uit vlees. Zonder Christus in de wereld. Vreemdeling van de verbonden Gods. Zonder hoop en zonder God in de wereld. Dienende degenen die van nature geen goden zijn. Ik ben een hater van God. Een zondaar uit de heidenen. Dood in zonden en misdaden. Och, hoe besmettelijk is deze geestelijke melaatsheid. Hoe eet die kanker der zonde voort en hoe vergiftig is de adem van de oude Adam. Want door dit bijzonder vergif is mijn natuur geheel en al bedorven. Door deze zondigende zonde is zij een wet der leden geworden, die mij gevangenneemt onder de wet der zonde.

Cornelia Leydekker, Middelburg (”Ernstige ziel-betrachtingen in heylige alleen-spraeken voor, onder, en na het houden der H. Avondmaels”, 1695)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer