Column: Tijd om het gesprek aan te gaan
Wat doe je als je het ergens niet mee eens bent? Als iets je mateloos irriteert? Of als je mee wilt discussiëren over een thema? Lekker twitteren. Het grote voordeel van Twitter is dat je je argumenten kort en bondig kunt formuleren. Je hoeft geen pleitnota of dik boek door te nemen om te weten wat de ander vindt. De lezer van een tweet weet na het zien van een paar woorden wat jouw standpunt is. Je twittert iets terug en de discussie is klaar.
Het is de vraag of dat zo positief is. Bij de korte Twitter-berichtjes is de emotie meer aanwezig dan de inhoud. Je kunt een inhoudelijke discussie onmogelijk maken door een serieus onderwerp met emoties af te serveren. De voormalige CDA-leider Elco Brinkman gaf een interview in het blad van het wetenschappelijk bureau van het CDA. Dat ging over allerlei onderwerpen. Er stond ook een zin in het interview waarmee Brinkman in feite de vraag opwierp of een abortus in alle situaties voor rekening van de overheid moet komen.
Brinkman linkte het uitvoeren van een abortus aan een avondje stappen. Dat is een stap te snel en niet echt gelukkig geformuleerd. Maar de vraag naar de financiering van abortus en de verhouding tussen de eigen verantwoordelijkheid en die van de overheid mag je stellen. Zeker in de context van het interview met Brinkman.
Dat zinnetje kwam in de publiciteit. En toen? Rob Jetten (D66) twitterde dat „dit soort waanbeelden” verbannen zijn naar de zolderkamer van Baudet. Lodewijk Asscher (PvdA) twitterde hoe vreselijk het is dat vrouwen „nog even een trap na krijgen.”
Een maand geleden was in een Amerikaans tijdschrift een artikel van Thierry Baudet (FVD) gepubliceerd waarin deze iets schreef over abortus: „Tegenwoordig kan nieuw leven in de baarmoeder gesmoord worden om te voorkomen dat de vrijheid van het individu wordt gestoord.” En toen? Pia Dijkstra (D66) twitterde dat we niet terug in de tijd moeten gaan. En Asscher ging met zijn tweet gelijk op de juridische toer. Hij twitterde: „Recht van de vrouw? Het aanrecht. Dat u het weet.”
Via dat getwitter komen we niet tot een inhoudelijk gesprek. Lilian Marijnissen (SP) twitterde daarom richting Baudet dat het tijd was voor een debat. Zij begreep het. Dat is waar het om draait. Niet twitteren, maar debatteren. In gesprek gaan. Dan kun je inhoudelijk met elkaar van gedachten wisselen, kennis nemen van elkaars standpunten en achtergronden, om vervolgens tot een bepaald besluit te komen. Juist bij thema’s die gevoelig liggen, moet je het inhoudelijke gesprek niet uit de weg gaan en (leren) luisteren.
Dat is bij de wetgeving rond het afbreken van een zwangerschap niet anders. Beslissen over het wel/niet laten uitvoeren van een abortus is ingrijpend. Artsen zijn daarom wettelijk verplicht om de vrouw verantwoorde voorlichting te verstrekken over andere oplossingen dan het afbreken van een zwangerschap. Ga het gesprek aan met de vrouw. Luister naar haar verhaal. Het betekent ook dat we, als er in de politiek over dit onderwerp een inhoudelijke of kritische vraag wordt gesteld, met elkaar in gesprek gaan. En niet via Twitter de discussie gelijk doodslaan, zonder inhoudelijk op de vraag in te gaan.
Er is de afgelopen periode veel geschreven over voltooid leven. Voorstanders. Tegenstanders. Ze namen grote woorden in de mond. Vooral emotioneel geladen. Maar zijn de partijen nu echt met elkaar in gesprek gegaan? Is er geluisterd naar de mensen die hun leven als voltooid ervaren? Is er nagedacht over de mensen die ouder worden en voor wie het levenseinde ook op natuurlijke wijze dichterbij komt?
Het kabinet komt met een voorlichtingscampagne om mensen te helpen het gesprek te voeren over hun naderende overlijden en de gewenste zorg. Mensen moeten „tijdiger het gesprek aangaan” met hun naasten en artsen en nadenken over palliatieve zorg. Dus een betere gedachtewisseling over de laatste levensfase.
Praten en luisteren horen bij ons mensen. Juist ook als het om gevoelige snaren gaat, om „hopeloos ouderwetse” standpunten of om de invulling van wettelijke verplichtingen. Twitteren kan altijd nog.
De auteur is advocaat bij Post & Bouter Advocaten in Barneveld.