Dossier Syriëgangers stemt politici tot nederigheid
Daadkracht uitstralen en stevige maatregelen aankondigen zijn verleidingen die politici vaak maar moeilijk kunnen weerstaan. Dat is tot op zekere hoogte goed te begrijpen. De bevoegdheden van regering en parlement zijn in het staatsbestel van veel Europese landen, waaronder Nederland, groot en veel. En burgers vragen het hun bewindslieden ook buiten de campagnetijd doorlopend: Wat gaat u doen aan probleem zus of zo?
Grote woorden sprak het kabinet-Rutte II toen bleek dat tientallen Nederlanders waren uitgereisd naar Syrië om zich daar te voegen bij het IS-kalifaat. Zo onderschreef Rutte als minister-president in een RTL-verkiezingsdebat in 2015 de stelling dat uitgereisde jihadisten beter in het strijdgebied konden sneuvelen dan naar Nederland terug te keren.
Het was wat je noemt een inkopper, waarmee RTL én de premier voorbij gingen aan de vraag wat te doen als op enig moment het terugkeerscenario toch aan de orde zou zijn.
Inmiddels dient deze vraag zich steeds duidelijker aan. Kinderombudsvrouw Kalverboer stelde vorige week voor een onafhankelijke commissie in het leven te roepen die ter plekke zou moeten bekijken welke Nederlandse IS-kinderen er, gescheiden van hun moeder, vanuit de Koerdische detentiekampen naar Nederland kunnen worden overgebracht.
D66 bracht het plan onder de aandacht van minister Grapperhaus (Justitie), maar vroeg de bewindsman slechts om een globale reactie en pakte verder niet door. Dat is ook logisch, zolang Europese regels over gezinshereniging Nederland zouden kunnen dwingen om na de kinderen ook de IS-moeders terug te halen. Dat kan complicaties opleveren, zolang nog niet duidelijk is door wie en waar zij moeten worden berecht.
VVD en CDA verwachten dat de bewindsman nog deze week duidelijk maakt hoeveel uitgereisde jihadisten hij de Nederlandse identiteit gaat ontnemen. Ooit leek dat het ei van Columbus: als de strijders al niet in Syrië zouden sneuvelen, zouden ze in elk geval nooit meer kunnen terugkeren naar Nederland. Ze waren immers tot ongewenst vreemdeling verklaard.
Nog afgezien van de vraag hoe realistisch deze gedachtegang was, is de maatregel vanwege allerlei onvoorziene complicaties tot dusver nog maar een keer of vijftien toegepast. Het aanleveren van gegevens voor de vereiste onderbouwing blijkt een taaie klus te zijn voor de veiligheidsdiensten. Justitie blijkt terughoudend met het delen van belastende informatie, aangezien het openbaar maken daarvan voor de latere berechting van IS-gangers nadelig kan zijn.
De verzekering dat ze voortdurend alert zijn, blijft zo over als een van de weinige beloften die Grapperhaus en minister Blok (Buitenlandse Zaken) hun kiezers kunnen geven. Het Syriëdossier stemt politici kortom tot nederigheid, zolang ooit met verve aangekondigde maatregelen vooral kunstgrepen blijken te zijn.