Knallen tegen de kerk
Toen ik vorige week bij de ingang van de Petruskerk in Woerden stond te wachten op mijn orgelleraar, was ik getuige van een voetbalpartijtje van een moeder met haar zoontje. Het zoontje stond tegen de deur onder de toren. Moeder schopte de bal keihard in zijn richting. Het jongetje wist natuurlijk lang niet alle ballen tegen te houden. De kerkdeur had het dan ook flink te verduren. Dat is secularisatie in ultieme vorm: een volwassene die de kerk niet ziet als huis van God, maar als publieke ruimte, waartegen je naar believen kunt knallen.
Uit het voorval valt veel te leren. In onze samenleving kun je ongestoord knallen tegen de kerk. Door te fulmineren over opvattingen rond huwelijk en seksualiteit bijvoorbeeld. Er komt toch geen reactie. Hooguit gaat er een zijdeurtje open, van waaruit iemand een excuus mompelt. Intussen gaat het knallen gewoon door. ’s Morgens las ik in Mattheüs 10: „Gij zult van allen gehaat worden.” Zo gaat het met hen die in de voetsporen van de Heere Jezus willen treden. Ze hebben vervolging en smaad te wachten. Onvermijdelijk.
Maar je kunt ook te defensief zijn. Voetballen bestaat uit verdedigen én aanvallen. De kerk doet alleen het eerste. Er wordt volop geknald tegen de kerkdeur, maar er komt geen reactie. De deur blijft dicht. Hooguit worden verdedigende woorden gesproken. Dat het niet zo bedoeld was. Dat er in de kerk ook veel mensen zijn die wel begrip hebben voor eigentijdse opvattingen. Dit moet echt anders. In de aanval! Laat de kerk maar knallen. Door te laten zien Wie God is en wat het dienen van Hem inhoudt. De kerk heeft een boodschap voor de samenleving. Want Gods geboden gelden voor alle mensen. En ze zijn ook werkelijk voor iedereen heilzaam. Je wordt echt gelukkiger in Zijn dienst, dan wanneer je jezelf volgt. Dat mag gezegd worden. Niet agressief, maar wel duidelijk. Daarin hoeven we ons niet te bescheiden op te stellen. Want onze God is de Koning van de hele wereld. Hij zal uiteindelijk aan iedereen Zijn almacht tonen. En Hij leert Zijn kinderen wat ze spreken zullen, als ze ter verantwoording worden geroepen.
Ons dagboek verwees die avond naar 1 Korinthe 13, het hoofdstuk over de liefde. Geloof en hoop zullen straks bij de doodsjordaan achterblijven. Maar de liefde reist verder met ons mee. Ik citeer: „Zouden we er niet naar moeten staan om overvloedig te zijn in deze genadegave die ons in de hemel zal vergezellen naar de bruiloftsdis van het Lam?”
Terugdenkend aan de gebeurtenis bij de Petruskerk heb ik me in de eerste plaats geschaamd, omdat ik gezwegen heb. Over mijn ergernis vanwege zoveel onfatsoen. Over de God Die onder mensen wonen wil vooral. Over mijn liefde voor Zijn huis ook, omdat Hij mensen liefheeft.
Vervolgens heb ik bedacht waarover de kerk moet terugknallen, de samenleving in. Wat de essentie daarvan moet zijn? Dat de liefde de meeste is. Dat de Bijbel christenen aanspoort om de minste te zijn en af te zien van eigen belangen. Dat christelijk leven een volgzaam leven is, omdat juist in het volgen van Hem, Die Zelf liefde is, ervaren wordt dat Hij het allerhoogste en eeuwige Goed is, voor iedereen. Of dat leidt tot meer begrip en minder afwijzen doet er niet toe. Als Zijn Naam er maar in verheerlijkt wordt.
De auteur is lid van het college van bestuur van het Driestar College in Gouda. Reageren? welbeschouwd@refdag.nl