Johannes Rebmann, een Duitse zendingspionier in Afrika
De Schotse theoloog Ian Murray heeft in zijn boek ”The puritan hope” een link gelegd tussen het puritanisme, de opwekkingsbeweging en de zendingsbeweging. Dezelfde verbanden zien wij ook bij het Duitse piëtisme.
In de biografie van Johannes Rebmann (1820-1876) komt dit duidelijk naar voren. Dr. Steven Paas uit Veenendaal beschreef diens leven op indrukwekkende wijze. De tweede vermeerderde druk, die zowel in het Engels als in het Duits verscheen, geeft een goed beeld van deze onbekende piëtist, die met veel ontberingen en lichaamszwakte had te kampen. Hij pionierde in Mombasa, gelegen in het tegenwoordige Kenia, in oostelijk Afrika.
Rebmann groeide op in het Duitse Württemberg, dat in die tijd in de landskerk een krachtige piëtistische stroming had. Deze vroomheidsbeweging had op hem een grote invloed. In Gerlingen, zijn geboorteplaats, vond een geestelijke opwekking plaats die niet aan hem voorbijging. Hij studeerde aan de zendingsschool in het Zwitserse Basel, de Basler Mission, die vanuit het lutherse piëtisme werd ondersteund. Rebmann vervolgde zijn studie aan de zendingsschool in Islington in Engeland, de English Church Missionary Society (CMS), die geworteld was in de methodistische opwekkingsbeweging.
Moslimsultanaat
In 1846 werd Rebmann uitgezonden naar Mombasa. Hier werkte hij zeven jaar samen met de Duitser Johann Ludwig Krapp (1810-1881), die hij op de school in Basel had leren kennen. Hier werkten zij in de context van de slavenhandel onder het moslimsultanaat. In het Britse gemenebest waren slavernij en slavenhandel inmiddels verboden, maar onder de moslims bleek deze nog volop voor te komen.
Het zendingswerk in Oost-Afrika dat Rebmann en zijn vrouw Emma deden, was ploegen op rotsen. Wegens het ontbreken van bekeerlingen wilde de CMS in Engeland stoppen met de activiteiten in Mombasa. De communicatie tussen de zendingsorganisatie en Rebmann verliep steeds moeizamer. Op den duur bleek zijn werk en dat van zijn helpers toch enige vrucht te dragen. Zo kon hij in april 1860 rapporteren dat het Nikavolk het heidendom wilde afzweren. Hij gewaagde daarbij van blokkades van bijgeloof, magie en toverij, die in Afrika zo sterk aanwezig waren.
De beproevingen die op zijn weg kwamen, bleken steeds zwaarder te worden. Naast het verlies van zijn vrouw kreeg hij steeds meer te kampen met lichamelijke ongemakken. Zijn laatste jaren in Afrika waren heftig. Zijn eenzaamheid verergerde door blindheid. In 1875 keerde hij naar Duitsland terug, waar hij een jaar later overleed.
Archiefonderzoek
De door Paas samengestelde biografie is een indrukwekkend relaas van een zendeling die zich wegcijferde. Het boek is gebaseerd op veel archiefonderzoek. Het levensverhaal wordt geplaatst tegen de achtergronden van het Duitse piëtisme en de opwekkingsbeweging in Engeland. Rebmann was niet alleen een bevlogen Evangeliedienaar, maar beschikte ook over linguïstische kwaliteiten. Hij stelde woordenboeken samen van de Swahili- en Nika-talen. Dit deed hij samen met Salimini, een Afrikaanse slaaf die bij het meer van Malawi door de Swahili-Arabieren gevangengenomen was. Uit appendix II van het boek blijkt de kennis van de auteur van Afrikaanse talen.
Johannes Rebmann. A servant of God in Africa before the rise of Western Colonialism, Steven Paas; uitg. Verlag für Kultur and Wissenschaft; 333 blz.; € 19,80