Geen titel
xx
Ds. J. P. Eijgenraam (Arnhem) wijst erop dat het niet makkelijk is om te generaliseren. „Je moet zoeken naar flexibele vormen. Als ik het even niet-gelovig zeg: anders stort de hele boel in elkaar.” Arnhem is volgens ds. Eijgenraam op papier een grote gemeente, met „nu nog” zes kerkgebouwen. „Er heeft onlangs iemand belijdenis gedaan. De vorige keer dat dat gebeurde, was drie jaar geleden. We hebben ook veel zeventigers en tachtigers in ons ledenbestand.”
Ouderling C. H. van Beek-Blommendaal (Evangelisch-Lutherse Synode, Bodegraven) wijst op de gevaren van de „weg van consensus.” Volgens haar zijn er voorbeelden waaruit is gebleken dat dat in ieder geval voor de lutheranen niet werkte.
M. R. J. Westerduin, adviseur vanuit het bestuur van de dienstenorganisatie, wijst erop dat 30 procent van de Nederlanders op zoek is naar structuur. Terwijl een andere groep, de pragmatici, alle vernieuwingen juist heerlijk vindt. „De groep plichtsgetrouwen, die nog automatisch respect heeft voor de burgemeester en de dominee, krimpt jaarlijks.” Zijn advies is: „Probeer er geen strik omheen te krijgen. Soms werkt samenwerken wel, maar soms ook helemaal niet. Dat verschilt per context.”
Prof. dr. H. de Roest (adviseur namens de Protestantse Theologische Universiteit) prijst de synode, omdat er nu een bezinning is op de vraag wat een christelijke geloofsgemeenschap is en omdat er ingestemd is met het vrijmaken van geld voor een afdeling missionair werk en kerkgroei. „Studenten zijn zich volop bewust van de missionaire discussie. Er is een hernieuwde bezinning op missionair kerk-zijn.” Ook roept prof. De Roest de synode ertoe op predikanten te eren. „Het is niet zo dat we het alleen maar van de pioniers hoeven te hebben. Het is niet zo dat predikanten dichter bij de tekst van de Schrift staan dan bij de werkelijkheid.”
Ds. R. Stigter (Delfgauw) reageert: „Ik ben blij dat de opleiding op dit gebied blijkt te zijn verbeterd ten opzichte van vroeger. Maar het is wel een uitdaging voor predikanten om dicht bij de werkelijkheid te blijven staan.”
Ds. M. van Dam (Baarn) onderstreept wat prof. De Roest heeft gezegd. „Ik ben heel praktisch ingesteld. Ik spreek elke week wel dertig jongeren. Ik spreek wel meer jongeren dan ouderen en dat vind ik ook heel leuk om te doen. Maar ik denk ook dat ouderling Van Heijningen, kerkelijk werker in Dorkwerd, prima kan preken.”
Ds. H. van Ark, clustermanager Kerk en Werk en plaatsvervangend directeur van de dienstenorganisatie, wijst op het relatief hoge ziekteverzuim van beginnende predikanten. Volgens hem is er op dat punt in de opleiding nog winst te behalen.
Ds. J. P. Eijgenraam denkt dat dat met andere dingen te maken kan hebben dan de opleiding. „De opleiding was in mijn tijd nog een stuk minder praktisch. Ik heb de praktijk nog moeten leren toen ik net predikant was.”
Ouderling H. B. T. Kronemeijer (Beetsterzwaag) denkt vooral dat een predikant moet doen waar hij goed in is, op zijn eigen niveau.