Onderwijs & opvoeding

De Driestar wil zichzelf blijven in hbo-wereld

Driekwart eeuw bestaat de Driestar in september. De in 1944 opgerichte kweekschool in Krabbendijke ontwikkelde zich tot een hogeschool die duizenden docenten opleidde. Meesters en juffen, leraren en leraressen die vervolgens weer klassen vol kinderen onderwijs gaven. Een terugblik en een vooruitblik met huidig bestuurder drs. L. N. Rottier (60) en zijn voorganger, ir. M. Houtman (76).

Anne Vader
18 June 2019 16:40Gewijzigd op 16 November 2020 16:19
Bestuurder Rottier en zijn voorganger Houtman blikken terug op hun tijd bij de Driestar. Vasthouden aan de gereformeerde belijdenis met een openheid naar deze wereld, dat is het eigene van de Driestar.” beeld RD, Henk Visscher
Bestuurder Rottier en zijn voorganger Houtman blikken terug op hun tijd bij de Driestar. Vasthouden aan de gereformeerde belijdenis met een openheid naar deze wereld, dat is het eigene van de Driestar.” beeld RD, Henk Visscher

De Driestar was klein toen Houtman in 1983 de derde kapitein op het schip werd. De school telde zo’n 400 studenten. In zijn tijd veranderden de pedagogische academie en de opleiding voor kleuterleidsters in een hogeschool. Kwekelingen werden studenten.

Niet alle docenten waren blij met die omslag, herinnert Houtman zich. Niet langer konden ze hun lessen naar eigen inzicht invullen. Voortaan werd samen met andere pabo’s, met de directie en collega-docenten de inhoud van het vak bepaald.

De docent kreeg minder te zeggen?

Rottier: „Sommige docenten vonden dat hun vrijheid hun werd afgepakt. Zij werkten behoorlijk autonoom en het was een hele strijd om te veranderen. Maar wie een goede, constructieve rol speelde, had natuurlijk ook iets te zeggen over het nieuwe curriculum.”

Houtman: „Toen we besloten dat er één tentamen binnen het vak zou komen, brak er bijna een opstand uit. Docenten wilden het liefst behandelen wat ze zelf belangrijk vonden. Maar je kunt natuurlijk niet op vijf verschillende manieren en niveaus toetsen. Daar hebben we heel wat discussies over gehad in huis. Voor sommigen was de opleiding niet meer zoals die geweest was.

Daar kwam bij dat de inspectie strenger ging toezien op de kwaliteit. Ik heb weleens ruzie met ze gehad. Ze vroegen naar systemen om de kwaliteit te meten van de lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs waarmee de Driestar in 1985 was begonnen. Ik hield het bij een enquête onder scholen die onze afgestudeerden afnamen. En zolang ik het signaal kreeg dat onze mensen het minstens zo goed deden of nog beter, zag ik geen reden om dat anders te doen. Maar daar waren ze niet in geïnteresseerd.”

Rottier: „Daar kom je nu niet meer mee weg. In de twintig jaar dat ik hier zit, is de speelruimte kleiner geworden. Dat is ook goed, want een diploma hier moet dezelfde waarde hebben als in Leeuwarden.”

Maken die landelijke kaders het voor de Driestar lastiger zich te onderscheiden?

Rottier: „Nee, want je kunt daarbinnen eigen keuzes maken. Wij investeren veel in de persoonlijke vorming van studenten. Ook heeft de Driestar altijd aandacht gehad voor muziek, zoals koorzang. Culturele en maatschappelijke vorming vinden we belangrijk om een christelijke leraar te kunnen zijn. Driestaroprichter Kuijt had al de drive om studenten te vormen en hen niet alleen vakken zoals rekenen en taal te leren. Hij wilde een docent die weet waar hij vandaan komt, wat hij zelf vindt en dat onder woorden kan brengen.”

Houtman: „De identiteit is altijd breder geweest dan de godsdienstlessen. Het ging ook om de vraag: hoe zit de wereld in elkaar en waarom? In mijn tijd stelden we een oriëntatie in het buitenland verplicht. We wilden studenten het onderwijs over de grens laten zien. En dat de Nederlandse situatie niet vanzelfsprekend is.”

Rottier: „Bijna elke hogeschool doet tegenwoordig iets aan internationalisering. In die zin waren we onze tijd ver vooruit. Nog steeds gaan alle studenten een keer naar het buitenland voor een werkweek, stage of internationale minor. Daar komen ze soms op armoedige schooltjes, waar leraren nauwelijks een salaris krijgen, maar zich toch geroepen weten om christelijk onderwijs te geven. Met zo’n student gebeurt iets.”

Houtman: „In mijn tijd voerden we de multicultiweek in. Studenten gingen dan bij Marokkaanse en Turkse gezinnen eten.”

Rottier: „Als je in Meliskerke bent geboren en achttien jaar later aan de pabo in Gouda gaat studeren, kom je niet snel in een moskee. Wij vinden zo’n kennismaking met de islamitische wereld belangrijk. Hier is altijd beseft dat we jongeren niet moeten opleiden met de luiken naar de wereld dicht.”

Terwijl veel studenten nooit die wereld in zullen gaan. Na een christelijke basisschool en middelbare school komen ze via de Driestar als leerkracht weer terecht op een reformatorische school.

Houtman: „Maar dat geldt misschien voor 2 procent van de kinderen die voor zijn neus zitten. Na de middelbare school gaat bijna iedereen de wijde wereld in. Een docent moet weten wat er buiten de wereld van de eigen groep gebeurt.”

Rottier: „Een leerkracht voedt kinderen en jongeren op zodat zij straks een plekje in de maatschappij kunnen innemen. Zij hebben vragen en door moderne media staat de wereld voor hen open. Ook willen we studenten bewogenheid meegeven met hun naaste, want die moeten zij op hun beurt de kinderen weer meegeven. Al was het maar in het dagelijkse gebed met de klas. Of door een sponsoractie te organiseren voor bijvoorbeeld Woord en Daad.”

Reusachtige hogescholen

Jarenlang mocht de Driestar zich de grootste pabo van Nederland noemen. Hoewel de Goudse school nog altijd meer dan duizend studenten telt, is ze een kleintje geworden in hogeschoolland. Veertig jaar geleden waren er nog 400 hogescholen, weet Rottier. Nu 38.

Een van de ingewikkeldste beslissingen vond hij of ook de Driestar zou fuseren. Tot twee keer toe –tien jaar geleden voor het laatst– voerde hij gesprekken met de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle en de Christelijke Hogeschool Ede over een eventuele fusie. „Dat was niet zomaar een keer om de tafel met z’n drieën. We deden er echt onderzoek naar. Heel serieus.” Tot twee keer toe kozen de drie hogescholen toch voor een zelfstandig bestaan.

Rottier: „Je zou heel Nederland van christelijk hbo kunnen voorzien. Toch besefte ik: als we dit doen, gaat er een enorme wissel om in een instituut dat al zo veel jaren een eigen karakter heeft. De eigenheid en de historie van dit instituut gaven de doorslag. We willen de baas blijven over onze eigen identiteit.”

Is het met het oog op de toekomst niet onverstandig om zelfstandig te blijven te midden van die reusachtige hogescholen?

Rottier: „Tussen hogescholen met 40.000 à 50.000 studenten voel je je soms kleinduimpje. Daarom hebben de negen niet-gefuseerde hogeschooltjes –bijna allemaal pabo’s– zich in 2016 verenigd in een coöperatie. Samen hebben ze 33 procent van alle pabostudenten onder hun hoede, waarmee ze een serieuze speler zijn voor de overheid. Tot nu toe heb ik geen spijt van de keuze zelfstandig te blijven. Maar de bal had ook de andere kant op kunnen rollen. En: zeg nooit nooit.”

Houtman: „Een vorm moet nooit het doel zijn. Je moet een vorm zoeken waarmee je bereikt wat je inhoudelijk wilt. Ooit waren er plannen om terug te gaan naar twintig hogescholen in Nederland. Dat is gelukkig overgewaaid. Maar wie zegt dat het politieke klimaat over een paar jaar niet verandert?”

Waarom heeft de Driestar nooit andere studies aangeboden?

Houtman: „In 1985 zijn we uitgebreid met de lerarenopleiding voortgezet onderwijs. Scholen moesten minstens 1000 studenten hebben, terwijl wij op 400 zaten. Dan denk je aan je voortbestaan. Ik heb ook geprobeerd hoger economisch en administratief onderwijs (heao) te starten. Zo’n opleiding bleek niet levensvatbaar: in de achterban was er geen behoefte aan. Alleen mensen uit de omgeving van Gouda toonden interesse. Maar in Kampen en Zeeland, waar ook pabostudenten vandaan kwamen, zeiden ze: „Moet je voor een economische opleiding op kamers in Gouda? Is identiteit zó belangrijk?” We kregen net genoeg aanmeldingen voor één klas.”

Rottier: „Ouders en studenten vinden het voor het hoger beroepsonderwijs minder belangrijk dat de school van de eigen identiteit is. Voor de pabo is dat anders omdat bestuurders van christelijke scholen mensen willen die hier zijn opgeleid.”

Wat is de grootste bedreiging voor de Driestar?

Rottier: „We hebben een relatief stabiel studentenaantal, terwijl de instroom voor lerarenopleidingen daalt. Spannend is wel dat het docentenbestand vergrijst en gedeeltelijk bestaat uit vrouwen die parttime werken. In de tijd van Kuijt was je je hele leven leraar. Dat is een probleem voor de toekomst: we kunnen eigen zorginstellingen en scholen nauwelijks bemensen met eigen gekwalificeerd personeel.”

Houtman: „Studenten en ouders laten de afstand vaker meewegen bij een schoolkeuze, zeker als ze moeite hebben met schoolregels. De tijd is voorbij dat je vrijgemaakt moest zijn om naar een vrijgemaakte school te gaan.”

Rottier: „Ouders die vroeger voor een reformatorische school kozen, gaan nu soms voor een evangelische of een gereformeerde school. Daardoor is ook de Driestar de regionale functie wat kwijtgeraakt. Vroeger volgden mensen uit de buurt die lid waren van een gereformeerde kerk hier nog de pabo. Het komt nu totaal niet meer voor dat mensen uit dat type kerken naar de Driestar komen. De studentenpopulatie op de pabo is daardoor qua kerkelijke breedte versmald. Daar ben ik overigens niet trots op. Ik vind dat jammer.

Opmerkelijk genoeg is die regionalisering er wel in de deeltijdopleiding. Afstand is voor die studenten belangrijker. Zo’n 40 procent komt niet uit de reformatorische achterban. Wonderlijk genoeg gebeurt het bijna nooit dat een student zich hier niet thuis voelt. Pas bad een docent bij de opening voor een jarige student. Die was geraakt: Voor het eerst in m’n leven heeft er iemand voor mij gebeden op m’n verjaardag, zei hij.”

Hoe komt het dat de Driestar minder pabostudenten uit de linkerflank trekt?

Rottier: „Dat heeft te maken met ontwikkelingen binnen die kerken als het gaat om uiterlijk, de inrichting van de eredienst en het bevindelijke element in de prediking. Mensen vinden de Driestar dan te refo-achtig.”

Houtman: „Dat is beeldvorming. De CHE wilde ons nogal eens wegzetten, zo van: Jullie zijn er uitsluitend voor refo’s. Dus alles wat niet refo is, moest naar Ede komen.”

Rottier: „Het gekke is dat we volgens de publieke opinie in de rechterflank heel breed zijn geworden. Maar we zijn juist versmald als je de kerkelijke achtergrond van onze studenten bekijkt.”

‘Rechts’ denkt dus dat de Driestar heel breed is en ‘links’ dat de school heel refo is. Dan heb je aan twee kanten een probleem met de beeldvorming.

Rottier: „Klopt. We lopen daar regelmatig tegen aan en moeten voortdurend nadenken over het beeld dat we neerzetten. Vasthouden aan de gereformeerde belijdenis met een openheid naar deze wereld, dat is het eigene van de Driestar. De schaduwzijde is dat je weleens verkeerd verstaan wordt. Maar we hebben nooit de muren hoog opgetrokken, alsof de school alleen maar voor refo’s zou zijn. Een hogeschool moet wettelijk gezien ook alle studenten toelaten.”

Houtman: „De refozuil is een organisatorische noodgreep om je te onderscheiden. Voor Kuijt was het de enige mogelijkheid om erkenning te krijgen, want er waren al christelijke kweekscholen. Toch is er van het begin af aan gezegd: We zijn er ook voor christelijke scholen en scholen met de Bijbel.”

Rottier: „We hebben altijd geprobeerd te zoeken naar wat ons bindt, willen geen splitsing teweegbrengen. Neem het besluit over de Herziene Statenvertaling. Dat was een lastige in de felle discussie van destijds. Vanuit de gedachte dat wij breed willen denken, hebben we gekozen voor een paralleleditie van de Statenvertaling en de HSV. Het is aan de docent of student wat hij leest. Tot op de dag van vandaag ben ik blij met die koers. Zo willen we studenten een voorbeeld geven van hoe je als christen onder één dak kunt leven, zodat ook zij leren over kerkmuren heen naar verbinding te zoeken.”

Volgende week op deze pagina een interview met ds. P. Mulder en drs. G. Bergacker, (oud-)bestuurders van het Driestar College, over het 75-jarig bestaan van de school.

75 jaar Driestar in vogelvlucht

De Driestar viert in september zijn 75e verjaardag. De wortels van de Goudse hogeschool liggen in Krabbendijke, waar oprichter Piet Kuijt in 1944 een kweekschool op reformatorische grondslag begon. Na de watersnood in 1953 verhuisde de opleiding naar Gouda. De school startte in de jaren zestig met voortgezet onderwijs. Dat duurde tot 1982, toen de middelbare school –het huidige Driestar College– en de pedagogische academie apart verder gingen. Kuijt werd na 29 jaar opgevolgd door Jo de Heer en in 1983 werd Rinus Houtman directeur. Rens Rottier nam het stokje in 1999 van hem over. De Driestar telt momenteel zo’n 1300 studenten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer