Handvat voor gesprek met homo in de kerk
Een jongen van vijftien komt erachter dat hij homo is. Enkele jaren later vertelt hij dit voor het eerst aan een ambtsdrager. Hoe kan deze hier wijs mee omgaan? ”Om het hart van homo’s” biedt handvatten.
Robert is een homoseksuele jongeman van 18 jaar. Hij heeft een open gesprek gehad met zijn predikant waarin deze goed naar hem luisterde. Wel vindt hij het jammer dat de predikant ervan uitging dat hij zijn hele leven alleen zou blijven, „wat bij mij nu niet direct op de planning staat.”
Het is een van de voorbeelden die Herman van Wijngaarden in ”Om het hart van homo’s” aanhaalt. De auteur, zelf homo, komt via de orthodox-christelijke organisatie Hart van Homo’s in contact met veel jongeren die zich aangetrokken voelen tot mensen van hetzelfde geslacht. Hij wijst erop dat hun strijd „vaak zwaar” is en dat ze mensen om zich heen nodig hebben die allereerst naar hen luisteren.
Van Wijngaarden signaleert dat nogal wat kerkmensen geen goed beeld hebben van wat deze jongeren vooral bezighoudt als ze net hebben ontdekt dat ze andersgeaard zijn. Als hij de desbetreffende jongeren hiernaar vraagt, staat de gedachte ”Ik zal (misschien) altijd alleen blijven” met stip bovenaan, zo blijkt uit een enquête. Wanneer hij op gemeenteavonden diverse antwoorden noemt, scoort deze optie bij de aanwezigen juist „erg laag.”
Al in het begin van het boek erkent de auteur dat „het onderwijs van Jezus en de apostelen geen ruimte laat voor homoseksuele relaties.” Om „de spanning tussen Gods barmhartigheid en Gods heiligheid niet te snel op te lossen” gebruikt hij echter liever een andere formulering: Bijbels gezien ligt het niet voor de hand dat een christenhomo een seksuele relatie aangaat.
Doel van het pastoraat is „de ander bij Christus brengen, in de hoop dat hij of zij in die gebrokenheid God leert kennen en liefhebben. Het gaat om het hart van homo’s – dat dat gevuld wordt met liefde van en voor God.” De auteur wijst erop dat jongeren –in een bepaalde fase– met heel andere vragen kunnen zitten dan die over het al dan niet aangaan van een relatie, zoals: Wie ben ik voor God? Wie is God voor mij? Hoe ga ik om met mijn ouders? Waarom ben ik zo?
Vriendschap
De auteur reikt een model aan waarbij in vijf gesprekken diverse zaken de revue kunnen passeren, te beginnen met een verkennende ontmoeting. Later komen onder meer de thema’s geloof en navolging aan bod, inclusief aandacht voor lijden en kruisdragen.
Van Wijngaarden belicht ook de plek van homoseksuele jongeren in de kerk. Hij wijst erop dat zij hun eigen gaven meenemen, „en de gemeente doet er goed aan die te erkennen en in te schakelen.”
Een ander hoofdstuk stelt ”Single-zijn en vriendschap” centraal. Dit onderdeel verdient „alle aandacht”, schrijft de Apeldoornse hoogleraar dr. M. J. Kater in een aanbeveling. Aan bod komen zowel vriendschappen met getrouwde gemeenteleden als met single homo’s. De auteur gaat allereerst in op geestelijke intimiteit – „dat je je gekend weet.” Ook ziet hij ruimte voor vormen van lichamelijke intimiteit, zoals een hug of een knuffel, die niet moeten worden verward met seksuele intimiteit.
Van Wijngaarden reikt veel waardevolle informatie en stof tot bezinning aan. Daarbij is vanaf de eerste bladzijde zijn bewogenheid merkbaar met jonge christenhomo’s. Meer dan eens verwerkt hij persoonlijke ervaringen in het boek, evenals die van homoseksuele jongeren. Hierdoor is ”Om het hart van homo’s” geen theoretische uitgave geworden, maar een uitgave die volop ademt in de praktijk van het kerkelijk leven, met alle ingewikkelde vragen die daarbij horen.
Opvallend is de voorzichtige toon van Van Wijngaarden. Hij wil voorkomen dat hij het contact met een homoseksuele jongere door zijn eigen stellingnames al in een vroeg stadium blokkeert. Tegelijk erkent hij dat „zo nodig confronteren” ook een belangrijk onderdeel van het pastoraat is.
Ook de lezer die op onderdelen andere keuzes zou maken dan de auteur, kan met dit boek zijn winst doen. In elk hoofdstuk nodigen diverse vragen hem uit te reflecteren op eigen opvattingen en gevoelens, zoals: „Hoe zou je je voelen als een jongere die jij begeleidt andere keuzes maakt dan jij had gewild?” Dergelijke punten kunnen ook prima dienen als gespreksmateriaal voor bijvoorbeeld kerkenraden, jeugdwerkers of docenten.
De beschrijving van diverse negatieve ervaringen van jongeren met pastoraat kan als een spiegel functioneren voor ambtsdragers of jeugdwerkers. „Er kan veel mis gaan in het gesprek met homoseksuele jongeren. Dat hoeft je niet af te schrikken, maar moet je wel voorzichtig maken.” Duidelijk is daarbij dat het jongeren vooral pijn doet als er niet naar hen geluisterd wordt, als hun vragen niet serieus worden genomen of als er later niet teruggekomen wordt op wat is besproken. „Pastoraat is voor hen: Praat met me! Kom niet met simpele antwoorden. Denk met me mee. En vooral: Zie mij niet als een ‘moeilijk geval’.”
Boekgegevens
Om het hart van homo’s. Pastoraat aan homoseksuele jongeren, Herman van Wijngaarden; uitg. Gideon; 204 blz; € 14,95