Column: Hoogmoeder
We zaten in de wachtkamer, drie kinderen en ik. Onze baby sliep in de Maxi-Cosi. De kleuter las keurig een boekje naast zijn moeder. En grotere zus aaide haar babyzusje over het wangetje. Heel stil waren ze allemaal.
Daar tegenover zat een andere moeder. Haar twee kinderen rolden over de stoffige grond. Ze eisten een snoepje. Klommen op de zitplaatsen. Riepen om nog meer snoep. Doken weer onder de stoelen.
Ik dacht niks. Nee, natuurlijk niet. Met andermans opvoeding je bemoeien. Dat was niet goed. Die moeder moest natuurlijk zelf weten dat ze haar kinderen niet waarschuwde. Ze mocht natuurlijk best eindeloos snoep uitdelen aan zeurende kinderen. En waarom zouden haar kinderen niet over de grond mogen rollen? En op de stoelen staan. Oh nee, daar dacht ik niks van. Toch?
Ik was wel blij. Dat mijn kinderen niet zulke dingen deden. Alleen maar blij, meer niet.
De dokter stak zijn hoofd om de hoek. We waren aan de beurt. We gingen met z’n vieren naar binnen. „Zo”, bromde hij, „hoe is het met je arm?” Onze kleuter keek een andere kant op. Leuk kamertje was dit. Even naar buiten kijken. „Vertel dan hoe het is”, maande ik hem. Hij keek naar beneden en mummelde een „goed.”
Ik deed zijn verhaal. Ondertussen was de baby wakker geworden. Grote zus stond er gelijk bij. „Mama, mag ze eruit?” „Stil”, dwongen mijn ogen. Ik probeerde verder te praten met de dokter. Ondertussen vond onze kleutermeneer het leuk om in de la van de dokter te kijken. „Kijk, mam, allemaal verbandjes.” Ik duwde de la snel weer dicht. „Kom, nu even luisteren naar de dokter”, zei mijn stem. Al wat minder vriendelijk. „Mam”, zei grote zus, „ik wil ook op dat bed zitten.” En ze klom al.
De dokter bekeek de arm. En bekeek ook mij. Ik kon zijn gedachten wel lezen. Die moeder moest natuurlijk zelf weten hoe ze haar kinderen opvoedde. Maar nee, dit ging zijn perken wel te buiten.
We liepen weer naar buiten. Die andere moeder was uit de wachtkamer verdwenen. In de auto begon ik: „Wat was dat nou daar bij die dokter? Door mij heen praten? En zomaar een la opentrekken? En niet netjes een hand willen geven toen we gingen? Ik ben wel echt teleurgesteld.”
Ik zag twee gezichtjes in de autospiegel. Ze keken beschaamd. „Sorry, mama”, klonk het zachtjes. En toen lachte ik. En we lachten samen. De kinderen omdat mama niet eens echt boos was. En de moeder omdat haar kinderen haar klein hielden. En ze zo was ervoor behoed een hoogmoeder te zijn.