Deel PVV- en SP-kiezers verliest animo om te gaan stemmen
Bij de jongste EP-verkiezingen leden SP en PVV forse verliezen. Pakte alleen hun campagnestrategie verkeerd uit, of zijn de twee partijen structureel op hun retour?
„Laat ik eerst dit momentje politiek duiden”, speecht partijvoorzitter en voorzitter van de SP-Tweede Kamerfractie Jan Marijnissen op 22 november 2006 in het cultureel centrum De Melkweg in Amsterdam. „Nederland heeft ervoor gekozen dat het menselijker en socialer moet in dit land.” Het cijferrijtje dat de politieke vrijbuiter uit Oss opsomt, is imposant. In 1994 nieuw met twee zetels in de Kamer. In 1998 een groei naar vijf. In 2002 en 2003 negen zetels. En dan, in 2006, een reuzensprong: 25 zetels voor de Socialistische Partij.
„Hier markeren wij het punt waarop we zeggen: de SP is groot geworden, de SP doet ertoe”, joelt Marijnissen. „En vanaf nu zullen wij ervoor zorgen dat het socialer wordt in Nederland.”
Zijn overwinningsspeech verraadt veel over zijn denkpatroon. Kort samengevat, in campagnetijd treed je naar buiten met je programma en de partij die met zijn ideeën het beste aansluit bij wat er onder de bevolking leeft, wint.
O ja? Uniek is de redenering zeker niet. Net zoals Marijnissen in 2006 legde ook PVV-voorman Geert Wilders zijn imposante overwinning in 2010 uit als een toegenomen inhoudelijke steun voor zijn standpunten: minder islam en minder EU. Voor de hand liggend. Doeltreffend. Alleen, áls het zou kloppen, zou de Nederlandse kiezer wel erg snel van mening veranderen.
Neem de SP. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 vertegenwoordigde zij 16,6 procent van het electoraat; bij die van 2010 nog 9,8 en bij de laatste Europese verkiezingen nog maar 3,4. De percentages PVV-stemmers in die jaren schommelden minstens zozeer: 5,9 (in 2006), 15,5 (in 2010) en 3,5 (vorige maand). Zou het relatieve aantal burgers dat voorstander is van ”meer menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit” dan wel ”minder islam” zo pijlsnel zijn gekelderd? Waarschijnlijk niet.
Kiezers kunnen gemakshalve worden opgedeeld in vier kwadranten, langs twee assen: een sociaal-economische (je bent links of rechts) en een sociaal-culturele (je bent nationalistisch of meer kosmopolitisch georiënteerd). In het in 2016 verschenen boek ”Rumoer”, gebaseerd op het zogeheten periodieke Nationale Kiezersonderzoek (NKO), identificeert politicoloog prof. dr. J. N. Tillie een groep kiezers waarvan uit cijfers blijkt dat deze de afgelopen jaren onder meer pendelde tussen PVV en SP, maar soms ook onderdak vond bij VVD of CDA en soms zelfs de PvdA.
Boze burgers
De typering van deze kiezersgroep, die een substantieel deel uitmaakt van het hele electoraat, varieert. Sommigen spreken van ”de boze burgers”, anderen hebben het over ”de verliezers van de mondialisering.” In elk geval combineren zij linkse sociaaleconomische opvattingen (de inkomensverschillen tussen de hoogst- en de laagstverdienende burgers moeten kleiner worden) met conservatieve dan wel nationalistische sociaal-culturele standpunten (de overheid moet nieuwkomers dwingen sneller te integreren, EU-lidstaten moeten alleen op hoofdlijnen samenwerken). Daarmee vormen zij sinds een jaar of twintig een nieuwe, duidelijk afgebakende kiezersstroom.
Hun partijvoorkeur is echter allerminst stabiel. In 2002 vond het gros van hen (32 procent) onderdak bij het CDA, gevolgd door de LPF (25 procent). In 2006 waren het vooral de SP en weer het CDA die veel van deze kiezers aan zich wisten te binden (beide 23 procent). Zulke cijfers weerspreken het optimisme van Marijnissen dat kiezers zich alleen vanwege de inhoudelijke standpunten met één partij identificeren, bijvoorbeeld met de zijne of met de PVV.
Wat speelt er nog meer? Opvallend is dat binnen de SP en de PVV momenteel vooral de opzet van de campagne wordt bekritiseerd. Oud-SP-Europarlementariër Erik Meijer hekelde in een opiniestuk in de Volkskrant het harde en onbesuisde, sterk anti-PvdA-gerichte SP-verhaal en richtte daarbij zijn pijlen op het veelbesproken campagnefilmpje waarin de SP PvdA-kandidaat Frans Timmermans belachelijk maakte. Vertrekkend EU-parlementariër Dennis de Jong van de SP uitte zich in vergelijkbare bewoordingen.
Bij de PVV klinkt de verzuchting dat Wilders in deze campagne nauwelijks zichtbaar was. Deels door pech: door toedoen van een mede door de media gecreëerd beeld van een tweestrijd VVD-FVD kwam de PVV in de verdrukking. Volgens vertrekkend EU-parlementariër André Elissen kwam de boodschap dat de PVV in Europa een grote familie wilde vormen met de partijen Lega (Italië), Vlaams Belang (België) en Rassemblement National (Frankrijk) totaal niet uit de verf.
Of PVV en SP zich bij een volgende (Europese) verkiezing kunnen herstellen, staat nog te bezien. Veel oud-PVV’ers lijken Forum voor Democratie van Thierrry Baudet te hebben ontdekt als een aantrekkelijk alternatief. Voor SP’ers lonkt de PvdA die duidelijk weer in de lift zit, en daarnaast ook GroenLinks.
Daar komt nog één ding bij: de kiezers op wie SP en PVV mikken, onderscheiden zich niet alleen door hun linkse sociaal-economische en hun conservatieve sociaal-culturele opvattingen. Ze hebben nog één karaktertrek gemeen: hun politiek cynisme. Oftewel: hun benedengemiddelde vertrouwen in de gevestigde politiek. Volgens sommige onderzoekers zou achterdocht als een persoonlijkheidskenmerk zelfs in meer of mindere mate bij alle populistische kiezers te ontwaren zijn.
Spreekbuis
Hoe dat ook zij: SP en PVV werpen zich op als alternatieve partijen die geen onderdeel willen zijn van de Haagse kaasstolp, laat staan van de Europese. Het lukte ze doorgaans goed om zich de spreekbuis te maken van de wantrouwende burger en eindeloos verbetervoorstellen te doen waarvoor geen meerderheid is. Dat kan makkelijk leiden tot nog meer cynisme, waardoor de populistisch georiënteerde kiezer uiteindelijk kan besluiten helemaal niet meer naar de stembus te gaan. Dat is in elk geval wat de PVV- en SP-kiezer, moe van het cynische verhaal, vorige maand bij de Europese verkiezingen en de provinciale verkiezingen massaal deed, en de SP-kiezer bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 eveneens, zo laten cijfers van onderzoeksbureau Ipsos zien.
Kortom, om weer te stijgen in de kiezersgunst, moeten beide partijen bovenal de trend om thuis te blijven, zien te doorbreken. De tijd moet leren of een verrassende campagne daarvoor volstaat, of dat een bredere koerswijziging is vereist.
SP moet vrezen voor krimpscenario
Bestaat de kans dat de SP op termijn helemaal uit de Tweede Kamer verdwijnt? Jarenlang stond de partij te boek als een club die bruist van de energie, vooral op lokaal niveau. Plaatselijke SP’s in bijvoorbeeld Oss, Heerlen of Leiden werden groot door acties te voeren met bewoners die ontevreden waren over bijvoorbeeld het voorzieningenniveau. Veroverde de afdeling zetels in de gemeenteraad, dan zag de partijtop er scherp op toe dat de buitenparlementaire inzet voor de burgers daar niet onder zou lijden. Actie én fractie, is in de partij nog steeds de leus.
Nadelig voor de SP is dat de afgelopen tien, vijftien jaar ook steeds meer lokale partijen (vaak afsplitsingen van CDA, VVD of een andere gevestigde partij) deze actieformule hebben ontdekt. Mede daardoor deed de SP, ondanks de ambities van de partijtop, ook bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen in slechts 109 van de 335 gemeenten mee. Dat cijfer vertoont nauwelijks groei.
Landelijk is het vooral onduidelijkheid over de koers die de partij soms verlamt. Onder leiding van Tweede Kamerfractievoorzitter Emile Roemer koos de SP steeds meer positie als bestuurderspartij. Uitgerekend in de 42 gemeenten waar de SP na de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 wethouders leverde, strafte de kiezer de partij bij de raadsverkiezingen in 2018 echter keihard af.
Tijdens een partijcongres in 2015 wierpen kritische leden al de vraag op waarom de SP niet kon profiteren van de neergang van de PvdA, die toen al zichtbaar werd in de peilingen. Het antwoord gaven ze zelf: de SP straalde te veel regeringsbereidheid uit.
Kandidaat-voorzitter Ron Meyer kondigde in 2015 een stevige koerswijziging aan, waarmee hij zijn concurrent Sharon Gesthuizen nipt versloeg. De SP zou in alle opzichten weer de actiepartij van weleer worden. Ook dat werd echter geen doorslaand succes: bij de laatste verkiezingen haakten veel kiezers af.
Komend najaar, als de opvolging van voorzitter Meyer aan de orde is, moet de SP in elk geval een openlijke richtingenstrijd zien te voorkomen. Anders dreigt een krimpscenario, waarmee de SP de facto weer zou terugkeren naar de jaren negentig, toen de partij met slechts een handvol zetels in de Tweede Kamer vertegenwoordigd was.
FVD, partijorganisatie en boycot bedreigen PVV
Luidt de opkomst van Forum voor Democratie het einde van de PVV in? Die vraag wordt de komende tijd vermoedelijk geregeld gesteld, en niet geheel onterecht. Want slaagt die eerste partij er de komende jaren in het politieke debat naar zich toe te trekken, interne strubbelingen te beteugelen, en de populariteit te vertalen in zetels, dan is een ding zeker: een andere partij zal daarvoor moeten bloeden. De PVV lijkt dan de eerst aangewezene.
Anders dan de SP (een ledenpartij met in tientallen gemeenten een sterke, lokale vertegenwoordiging) hangt de PVV vanaf dag 1 aan één man: Geert Wilders. Hoewel de PVV-leider redenen heeft om dat zo te laten –hij is vooral beducht voor interne onenigheid– vormt die partijstructuur een groot risico voor de partij. Valt Wilders op een dag weg, dan verdwijnt daarmee ook een van de belangrijkste fundamenten van de PVV. Een ‘gewone’ leiderschapswissel bij de PVV lijkt ondenkbaar – tenzij de PVV-voorman zijn koers verlegt. Dit kan hij doen door de PVV om te vormen tot ledenpartij, een duidelijke tweede man of vrouw als troonopvolger naast zich te benoemen, en door de partij meer te laten draaien om ideeën dan om zijn eigen persoon.
Wilders peinst er echter niet over om het roer om te gooien, zo liet hij daags na de jongste nederlaag voor zijn partij weten. Integendeel. Dat zijn onwil om de partij te hervormen tot schade kan leiden, bleek deze week nog. De Telegraaf onthulde dat er in Noord-Holland plannen zijn voor de oprichting van nieuwe, democratische variant van de PVV.
Wat de partij verder kan nekken, is het ”cordon sanitaire”: gevestigde politieke partijen willen landelijk geen regering vormen met de PVV. Enerzijds kan de ‘boycot’ worden doorbroken als de partij zo groot wordt dat negeren niet meer kan. Maar anderzijds –en dat risico lijkt groter– kan de kiezer denken: de PVV kan wel roepen, maar krijgt toch niets voor elkaar. Dat kan vervolgens reden zijn om verder te ‘shoppen’ in het politieke landschap. Menig PVV’er zal dan bij Forum belanden.