De elite moet weer leren dienen
Elite is nog net geen scheldwoord. Maar wie ertoe behoort, hoeft niet te rekenen op veel bijval. Vooral nu populistische partijen de „Haagse elite” bestoken. Valt er wat aan te doen? „Minder arrogant zijn.”
Misschien typeerde de voorzitter van de Raad van State, en oud-D66-politicus, Thom de Graaf het probleem rond elites wel het treffendst: „Er bestaat geen samenleving zonder elite”, zei hij onlangs in een interview. „De vraag is alleen: kan die zich verbinden met de rest van de samenleving? En dan zó dat mensen denken: jullie doen ook goede dingen, we vertrouwen jullie positie en invloed.”
Sander Schimmelpennininck en Ruben van Zwieten formuleren die relatie in hun boek ”Elite gezocht” iets grimmiger: „Zolang geld niet aan de bomen groeit, zullen mensen die weinig hebben, altijd om verantwoording vragen aan mensen die veel bezitten. En daar houden de Nederlandse rijken niet van.”
Die vraag naar verbinding tussen de maatschappelijke bovenlaag –de elite– en de samenleving, staat ook centraal in onderzoek dat dr. Jeroen van der Waal deed met twee andere vakgenoten van de Erasmus Universiteit in Rotterdam (Kjell Noordzij en dr. Willem de Koster). Van der Waal is hoogleraar sociologie aan deze universiteit. Lageropgeleiden en hún kijk op de elite staat bij dit onderzoek centraal. En wat blijkt? Het is vooral deze groep Nederlanders die uiterst wantrouwend is tegenover wat „de culturele elite” wordt genoemd en waartoe ook Haagse politici worden gerekend.
Nu zijn er tal van categorieën elites, zoals de sportelite, filmelite, tv-elite en de economische elite (over wie Schimmelpenninck en Van Zwieten het vooral hebben). Het is de culturele of politieke elite die onder laagopgeleiden de wind van voren krijgt. Populistische partijen als PVV en Forum voor Democratie hebben die anti-eliteopstelling inmiddels weten te verzilveren. Zowel Wilders als Baudet belooft zijn kiezers die „arrogante Haagse club” een lesje te leren als hij aan de macht komt.
Wat is er dan mis met die elite? Toon en inhoud deugen niet, vinden de lageropgeleiden. Wat die inhoud betreft: de culturele elite houdt er heel andere ideeën over de samenleving op na dan deze bevolkingsgroep. Progressieve opvattingen zijn het, en precies dát is typerend voor hogeropgeleiden die binnen deze elite de overhand hebben. Zo verwelkomen zij individualisering van de samenleving, ze zijn voorstanders van mondialisering en van open grenzen. Hun tegenstanders daarentegen zijn een stuk conservatiever. Van der Waal: „Die hebben het gevoel te verdwalen in de moderniteit en ervaren verlies aan gemeenschap.”
Arrogantie
De kloof tussen die twee wordt pas echt gevoeld door de „arrogantie” van de elite jegens het behoudende deel van de bevolking. Elites dus die zich elitair gaan gedragen: bedilzuchtig, betweterig. Dat is wat laagopgeleiden vooral steekt, bleek uit Van der Waals onderzoek. „Ze kijken op ons neer”, klonk het steevast uit de onderzochte groep.
Van der Waal is ervan overtuigd dat het hierbij niet enkel gaat om een idee of gevoel, maar dat dit wel degelijk is gebaseerd op feiten. „De boodschap van de culturele elite was jarenlang dat je je toch vooral moest schamen als je er andere ideeën op nahield.” Ook Van der Waal vindt die opstelling onfris: „We hebben het hier wel over gekózen volksvertegenwoordigers die neerkijken op hun eigen kiezers.”
De Rotterdamse socioloog wijst erop dat de onderzochte groep niet tegen elites op zich is, integendeel. Elitair wordt pas een probleem als het gepaard gaat met een links-progressief wereldbeeld, én zodra dat badinerende erbij komt, het opgeheven vingertje. „Dat dedain voelen ze binnen die groep. Daar hebben ze grote moeite mee.”
Dat Thierry Baudet en zijn collega Hiddema de gevestigde orde zelf ook op een elitaire manier aanvallen, bevestigt dit. Ze zijn elitair maar tevens solidair, zo zou je hun opstelling kunnen typeren.
Duur pak
Opvallend is ook dat de economische elite –bankiers, beleggers– op bewondering van laagopgeleiden kunnen rekenen, inclusief de wereld van glamour waarin ze zich begeven, stelt Van der Waal. Een duur pak en dito auto straalt orde en succes in het leven uit, en dat maakt indruk. De al geciteerde Schimmelpenninck en Van Zwieten zien dat iets genuanceerder.
Hoe steekhoudend is het onderzoek van Van der Waal nog nu Forum voor Democratie als partij tegen de Haagse gevestigde orde ook hogeropgeleiden aantrekt? Van der Waal heeft daarvoor wel een verklaring. Links-progressieve denkbeelden worden vooral door hooggeschoolden gekoesterd, terwijl het merendeel van de samenleving behoudender is.
„Hogeropgeleiden onder hen voelden zich niet thuis bij Wilders’ PVV vanwege de nogal volkse recht-voor-zijn-raap-taal die daar wordt gebezigd. Nu is er een partij –die van Baudet– die níet die ordinaire stijl heeft en toch ook inhoudelijk aansluit bij hun behoudende denkbeelden.”
Van der Waal wijst erop dat in alle egalitaire landen in Noordwest-Europa dat contrast tussen lager- en hogeropgeleiden (lees: lageropgeleiden tegenover een links-progressieve culturele elite) opvalt. In een land als Frankrijk is dat anders. Daar bestaat ook een conservatieve culturele elite, waardoor burgers zich minder politiek ontheemd hoeven te voelen.
De beweging van de gele hesjes in Frankrijk is volgens Van der Waal hiermee niet in tegenspraak. Die beweging ziet hij meer als een sociaal-economisch protest dan als een beweging die voortkomt uit verzet tegen de Franse politiek-culturele elite.
Suggestie
Enkele weken geleden meldde het Sociaal Cultureel Planbureau dat in Nederland de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden nog altijd toeneemt. Dat biedt dus nog meer kansen voor populistische partijen om de onvrede onder laagopgeleiden te mobiliseren tegen de Haagse elite. Geeft het soms zicht op een maatschappijbrede anti-elitebeweging, met afdelingen in de regio en lokaal? De kersverse FvD-senator (en hooggeleerde Leidse professor) Paul Cliteur deed onlangs een suggestie in die richting: FvD heeft niet enkel toekomst als politieke partij, maar als een beweging.
Titanic als monument voor elitaire adeldom
„Bij de politieke en economische elite is een enorm onbestemd gevoel van angst voor het volk ontstaan”, schrijven Sander Schimmelpennninck en Ruben van Zwieten in hun boek ”Elite gezocht”. Zelfontkenning is het gevolg, en dát moet ophouden, vinden de twee auteurs. „Het bestaan van een elite is een gegeven.” En, zo vervolgen ze, „het ontkennen van autoriteit, van een bepaalde verhevenheid, heeft alleen maar tot gevolg dat de onderklasse zich gesterkt ziet in het geloof dat ‘de elite’ fout is.
In plaats van zelfontkenning bepleiten ze de voordelen van het elite-zijn in te zetten voor het grotere geheel. (…) De elite moet als voorhoede van de samenleving weer het contact met het volk opzoeken. „Kijk als voorbeeld naar de Amerikaanse elite.”
Wie dat ook doet, is de Amerikaanse journalist Fareed Zakaria in zijn boek ”De toekomst van vrijheid”. Toch is ook hij niet positief over de publieke rol van de Amerikaanse elite. Hij signaleert een belangrijke verschuiving in die rol.
Het grootste deel van de twintigste eeuw vormde de maatschappelijke bovenlaag –advocaten vooral– een soort moderne aristocratie. Ze hoefden zich over hun status en rijkdom geen zorgen te maken, en konden juist daarom tijd en energie steken in het welzijn van de natie. Ze namen publieke taken op zich – een uniek fenomeen in de Amerikaanse samenleving.
Als gevolg van commercialisering en harde concurrentie eind jaren 70 werd de elite van een gesloten bolwerk tot een speelbal van rivaliteit, waardoor het dienen van de publieke zaak in onbruik raakte. Juist die gesloten kartelstructuur had vastheid gegeven om dienstbaar te kunnen zijn.
Zakaria illustreert die veranderde kijk op de elite aan de hand van de speelfilm over de ondergang van de Titanic. Daarin is te zien hoe iedereen over elkaar heen kruipt om het vege lijf te redden. Personeel houdt met geweld mannen tegen om moeders en kinderen voorrang te geven.
Verliep dat echt zo? Nee, zeggen ooggetuigen. De regel ”vrouwen en kinderen eerst” werd juist gerespecteerd. De statistieken bewijzen het: 70 procent van de mannelijke passagiers op het eersteklasdek kwam om; alle kinderen werden gered, evenals vrijwel alle vrouwen. De filmmakers leefden in een tijd met een andere kijk op de elite. Omdat niemand zou geloven dat de mannen zich toen opofferden, maakten ze hen tot niemand ontziende overlevers. „We hebben onze elite verantwoordelijkheid ontnomen”, concludeert Zakaria. „Ze zijn net als ons, gewone mensen.”
Pim Fortuyn over de „vaderlandloze elite”
„De elite houdt zich bezig met het einde van de wereld, gewone mensen houden zich bezig met het einde van de maand.” Met deze woorden hekelde SP-leider Lilian Marijnissen de in haar ogen hoogdravende idealen rond klimaat en milieu van de politieke elite.
Daarmee verwoordde ze wat Pim Fortuyn deed in zijn tijd tot politiek speerpunt maakte. In zijn boek ”De islamisering van onze cultuur” (2001) schrijft hij over „een nieuwe vaderlandsloze elite”. Daarvan zegt hij dat „de wereld hun werkterrein is en daar oriënteren zij zich op. (…) Zij wonen, werken en verpozen zich overal en nergens, en voelen zich daardoor niet meer daadwerkelijk verantwoordelijk voor een bepaalde stad, een bepaalde regio of een bepaald land. (…) De elite wordt vaderlandsloos en de onderklasse is veroordeeld tot het vaderland en moet daarvan haar heil verwachten.”
En de Haagse politiek? Die laat alles op zijn beloop, aldus Fortuyn.
„Het bij de start van het kabinet-Kok geïntroduceerde dualisme tussen parlement en regering is weer veilig opgeborgen. Alles wordt voorgekookt in coalitieoverleg en het parlement heeft het nakijken.”
Fortuyn rept van „zetelplakkerij”, dat „een nationale sport is geworden.” „Niemand, op welke positie ook, vertrekt uit zichzelf en disfunctioneren wordt ‘bestreden’ door promotie van de functionaris.” Fortuyn spreekt van een incestueuze politieke kaste die het land in een wurggreep houdt. „Fris bloed wordt geweerd, en dat gebeurt allemaal in een samenleving die in hoog tempo verinternationaliseert en waar vergruizing van samenlevingsverbanden aan de orde van de dag is.”
Twee klassen, zo stelt Fortuyn, hebben in Nederland geen politieke stem meer: de hoogste klasse en de onderklasse. De hoogste klasse heeft aan deze stem nog nauwelijks behoefte. Zij ontwikkelt zich tot een klasse zonder vaderland, en haar oriëntatie is de wereld. „De onderklasse daarentegen mist elke politieke stem in het centrum van de politieke en bestuurlijke macht.”