Na 400 jaar staat deur van ‘Dordt’ wagenwijd open
Er viel veel te vieren in Dordrecht, de afgelopen zeven maanden. Woensdag klonken woorden van verzoening en erkenning, toen het jubileumjaar eindigde met een Verklaring van Verbondenheid tussen veertig kerken en geloofsgemeenschappen. Dat hadden de circa honderd predikanten die hier vier eeuwen geleden vergaderden zich nooit kunnen voorstellen.
Het kan vrijwel geen Nederlander ontgaan zijn. Wie de stad inrijdt, ziet grote billboards: ”400 Synode Dordt – 180 dagen ode aan de synode”. Voor kinderen is er de film ”Sanne’s synode”, vlak voor Goede Vrijdag trekt het grote witte kruis van The Passion door de straten van Dordt, Dordrecht Pride nodigt minister Van Engelshoven uit voor een lhbti-congres in de Grote Kerk en koning Willem-Alexander leest in de Augustijnenkerk een passage voor uit een oude Statenbijbel.
Zo feestelijk en harmonieus was het vier eeuwen geleden niet. Het land was in oorlog en de zeven provinciën waren sterk verdeeld. Daarbij kwam een theologisch conflict met de volgelingen van Arminius. De synode bracht geen verzoening maar een scherpe veroordeling van de remonstranten.
Het lijkt erop dat de huidige feestvierders bij hun terugblik op de Dordtse synode deze kant liever vergeten. Ze stappen over de verschillen heen of willen zelfs excuses horen. Dat klonk al door in de oproep van minister van Staat Piet Hein Donner bij het begin van het jubileumjaar: „Pas als we van hier gaan met het vaste voornemen om elkaar niet langer te veroordelen in wat verschilt, maar te zoeken in wat gemeenschappelijk van waarde is, om voortaan niet onszelf te doen gelden, maar de ander geen aanstoot te geven en niet te ergeren, en om elkaar in alle verscheidenheid ook werkelijk als gelijke, als broeder en zuster, te aanvaarden, dan heeft de synode een waardige ode.”
Vergissing
Hoe verhoudt zich dit streven naar verbroedering tot de uitspraken van de synode in 1619? Volgens de aanwezigen in 2019 ging het destijds in ‘Dordt’ mis, want daar werden juist ‘broeders’ weggestuurd. Een historische vergissing? Waarom viel er de afgelopen maanden dan wat te vieren? Is dat omdat die strakke calvinisten in de loop van die vier eeuwen toch soepeler zijn geworden, water bij de wijn hebben gedaan, en nu weer samen met remonstranten door één deur kunnen? Dat laatste is immers wat woensdag letterlijk gebeurde: tientallen kerken en stromingen, waaronder remonstranten, pinkstergroepen, de Vergadering der gelovigen en het Leger des heils, beleden een ”eenheid in Christus”, als ”één kudde van de goede Herder”.
Het is niet moeilijk om dit hele initiatief met een enkele pennenstreek te veroordelen. Vrede ten koste van de waarheid, dat kan toch geen ware vrede zijn? Discussies over het gezag van de Schrift, de ambten, de kerkregering, de uitverkiezing, de vrije wil, de doop – mogen die zomaar ondergeschikt gemaakt worden aan de oproep tot eenheid? Moeten de kerken van de Reformatie niet pal staan voor het fundament dat in ‘Dordt’ is gelegd, nu het gedachtengoed uit evangelische kringen steeds meer binnensijpelt?
De vraag stellen, is haar beantwoorden. Christenen uit diverse kerken kunnen samenwerken op politiek en maatschappelijk vlak, maar er zijn diepe theologische breuklijnen die zich niet zomaar laten dichtplamuren tot één protestantse koepel van kerken. Het is zelfs niet moeilijk om binnen de reformatorische kerken barsten aan te wijzen die dreigen uit te groeien tot nieuwe scheuringen.
Iemand zou hiertegen in kunnen brengen dat de grenzen de laatste decennia juist vervagen. Dat is waar. Jongeren uit reformatorische kerken bezochten vorige week de EO Jongerendag en de wat oudere leeftijdscategorie gaat volgende week naar de Pinksterconferentie Opwekking. Gospelmuziek raakt populair in de gereformeerde gezindte en het gezag van de ambten neemt af.
Maar dat is een reden te meer om eens vier eeuwen terug te blikken en de Dordtse Leerregels te leggen naast de theologische opvattingen achter deze stromingen. „Jezus is het licht. Dat is supervet”, zei de EO-presentator vorige week. En hoewel de gospelmuziek afgewisseld wordt met psalmen, toch is de keuze daarvan erg eenzijdig. In Bijbelkringen en op verenigingsavonden lijkt het of iedereen er automatisch bij hoort. Bij deze vervagende grenzen past dezelfde waarschuwing als die de christelijke gereformeerde hoogleraar Huijgen vorige week uitdeelde over een verwant thema, het lezen van de Bijbel: „God is geen teddybeer die je kunt knuffelen. Hij is er niet alleen voor het goede gevoel en onze behoeften.” De meditaties en liederen uit de evangelische cultuur doen te weinig recht aan de heiligheid van God, de gruwelijkheid van de zonde en de natuur van de mens. Die is niet een gewillige-gelovige-in-de-dop, maar een tegenstribbelende vijand aan wie een minstens zo groot wonder moet gebeuren als bij de schepping of de opwekking uit de dood, stelden de theologen destijds in Dordrecht.
Dun Bijbeltje
Toch mag de bevindelijk-gereformeerde stroming zich niet zo gemakkelijk van deze ontwikkelingen af maken. Geldt dat verwijt van eenzijdigheid ook niet omgekeerd voor reformatorische kerken die een dun psalmboekje en Bijbeltje overgehouden hebben? In welke kerk is afgelopen jaar gepreekt over vasten? Wanneer is er voor het laatst gebeden voor de rijken, van wie Jezus immers zei dat ze slechts met grote moeite in het Koninkrijk der hemelen zullen ingaan? Ligt de nadruk in de preken niet te veel op Gods oordeel en het onvermogen van de mens, en te weinig op de belofte van het Evangelie die zonder onderscheid aan alle mensen moet worden verkondigd, met bevel van bekering en geloof? Waar wordt nog opgeroepen tot het sluiten van een persoonlijk verbond met God, zoals de puriteinen en de nadere reformatoren deden? Vanwaar de schroom om bezittelijke voornaamwoorden te gebruiken („mijn Heere en mijn God”), waarin volgens Luther de kracht van het Evangelie ligt?
In mei 1619 concludeerden de predikanten dat de synode voor eendracht, vrede en rust had gezorgd. Kunnen de kerken van 2019 dat nazeggen? Of maken ze ruzie over de verf van de voordeur terwijl de achterkant van het huis in brand staat? Is er in de gereformeerde gezindte niet de neiging te berusten in de verdeeldheid? Direct na de hemelvaart van de Heere Jezus verzamelden de discipelen zich in een opperzaal en bleven ze in gebed tot de Pinksterdag aanbrak. De Engelse bisschop Ryle schreef daarover in 1885: „Wat zou het profijtelijk zijn geweest voor het christendom als deze gezegende toestand had voortgeduurd! Na achttien eeuwen hebben we door schade en schande geleerd dat de verdeeldheid onder christenen dé zwakte van de Kerk is en tevens hét favoriete argument van de wereld, de heiden en de duivel tegen de openbare Godsdienst. Het zien van dit gezegende beeld van de opperzaal moet ons wel aansporen aanhoudend te bidden of God de vele kerkelijke kwalen van deze eeuw wil genezen en vooral de eensgezindheid tussen de gemeenteleden onderling wil vergroten.”