Arts nog te weinig terughoudend bij knieoperatie
Artsen leven een uit 2010 daterende, door henzelf opgestelde richtlijn om terughoudend te zijn bij knieoperaties slecht na.
Dit leidt ertoe dat er jaarlijks veel ingrepen aan het gewricht worden uitgevoerd waarvan twijfelachtig is of ze wel effect hebben.
Dat concludeerde het onderzoeksplatform Follow the Money zaterdag, na een rondgang onder deskundigen.
Het gaat om zogeheten meniscusoperaties; ingrepen aan het stukje kraakbeen dat de druk in het kniegewricht verdeelt. De aanleiding voor een doktersbezoek bestaat veelal uit pijnklachten, die een gevolg zijn van slijtage aan het kraakbeen. Bij de operatie wordt een deel van het beschadigde weefsel weggeknipt.
Omdat steeds meer onderzoeken aantoonden dat fysiotherapie minstens zo effectief is in het tegengaan van de pijnklachten, spraken chirurgen in 2010 af dat ze zich behoedzamer zouden opstellen bij verzoeken om operaties. Een speciale richtlijn die daarvoor werd opgesteld had als uitgangspunt om na het eerste patiëntbezoek minstens drie maanden af te wachten en niet te opereren. Dit gold met name bij slijtage als onderdeel van het verouderingsproces.
Ziekenhuisdeclaraties die een redacteur van Follow the Money uitploos, laten echter zien dat specialisten in 2017 nog ruim 50.000 van dergelijke ingrepen uitvoerden.
In 2018 ging het naar schatting om zo’n 40.000.
„Die getallen moeten echt verder omlaag”, zegt bestuurder Mark van Houdenhoven van de gespecialiseerde Sint Maartenskliniek.
De declaraties bevestigen dat het gros van de meniscusoperaties nog altijd wordt uitgevoerd bij oudere patiënten, terwijl juist bij hen de ingreep lang niet altijd zinvol is.
Deskundigen in het artikel noemen het opmerkelijk dat het Zorginstituut, dat verantwoordelijk is voor de behandelrichtlijnen, nog nooit heeft uitgezocht hoe het kan dat de richtlijn door de ene orthopedische chirurg veel serieuzer genomen lijkt te worden dan door de andere.