Bewogenheid
Jesaja 63:17a
„Heere, waarom doet Gij ons van Uw wegen dwalen, waarom verstokt Gij ons hart, dat wij U niet vrezen?”
Zou het ons niet pijn doen als de Naam van God wordt gelasterd en alles wat Hij naar Zijn Naam genoemd heeft wordt bespot? Als het gehele geestelijke belang en het koninkrijk van Christus wordt tegengestaan en de buitenste voorhof van Zijn tempel overal wordt gegeven tot vertreding aan de heidenen? Wanneer alle soorten van zonden openlijk gepleegd worden tegen Gods wil en bevelen; als de aarde bijna zo ongelijk is aan de hemel, alsof het de hel zelf was – is hier geen stof om te treuren?
We zijn grotendeels liefhebbers van onszelf. En als het daarom goed gaat met onszelf, naar dat de uitgebreidheid van onze omstandigheden en familie is, dan treft het ons niet zeer wat anderen overkomt. Dit is erg genoeg op zichzelf. Maar zullen wij ten aanzien van Jezus Christus zo gezind zijn dat wij, terwijl wij in veiligheid zijn, ons niet bekommeren over hoe het met Zijn belangen staat?
Nee, als wij Gods Naam, Zijn wegen en Zijn glorie in Zijn koninkrijk en heerschappij over deze wereld liefhebben, dan kan het niet anders of wij moeten ten hoogste getroffen worden over al het nadeel dat zielen in deze dagen lijden.
De andere bron van deze treurende gesteldheid is het medelijden met de zielen van zondaren en eveneens met hun personen, in het naderen van de verwoestende oordelen.
John Owen, predikant te Fordham (”Gods gewone handelingen met zondige landen en kerken”, 1916)