Omhoog kijken vanuit een speldenprik in het heelal
Wat heb je aan sterrenkunde? „Je lost er het fileprobleem niet mee op, het helpt niet tegen terrorisme, en je trekt er de economie niet mee vlot”, prikkelt wetenschapsjournalist Govert Schilling de lezer van zijn boek ”Een kleine introductie in de sterrenkunde”.
Astronomie helpt mensen echter wel aan een gezonde dosis bescheidenheid: hoe groot is het heelal en hoe klein de mens? „Het ware te wensen dat alle koningen en alleenheersers dat maar eens leerden en bedachten – dat zou een hoop narigheid schelen”, verzuchtte sterrenkundige Christiaan Huygens.
Sterrenkunde is ook de meestomvattende wetenschap die er bestaat. Astronomen, werkzaam in allerlei deelgebieden, bestuderen immers het complete heelal met alles wat zich daarin bevindt. „Planeetonderzoekers bestuderen de broertjes en zusjes van onze aarde. Astrofysici onderzoeken de levensloop van sterren; hoge-energie-astrofysici zijn geïnteresseerd in de meest extreme objecten en verschijnselen in het heelal. Kosmologen hebben uitsluitend oog voor het grote geheel: ontstaan, evolutie en structuur van de kosmos.”
De geschiedenis van de astronomie komt uitgebreid aan bod, evenals de samenstelling van het heelal. Stap voor stap neemt Schilling de lezer mee het heelal in. Van de aarde naar het zonnestelsel, naar de Melkweg, naar andere sterrenstelsels, tot aan de grenzen van het waarnemingsvermogen.
De auteur laat de oerknalkosmologie de oorsprong van het heelal verklaren. Die ligt volgens hem in een toevallige samenloop van omstandigheden, natuurkrachten en materie. Ook de aarde is vanzelf ontstaan; daarop ontstond leven, eerst primitieve, daarna complexere levensvormen zoals de mens. Schilling: „Ons bestaan speelt zich af op een kosmische kruimel. We zijn kinderen van de sterren.”
Met deze materialistische visie laat het vlot geschreven boek de lezer ten slotte leeg achter: het heelal is doelloos en ons bestaan is doelloos. „Wij bewonen een onooglijk stofje in een baan rond een onopvallende speldenprik van licht, ergens in een buitenwijk van een van de talloze sterrenstelsels in het heelal. Als de astronomie ons één ding heeft geleerd, is dat we nergens te vinden zijn.”
De auteur wekt de indruk dat de zin van het leven uiteindelijk zit in verwondering over het heelal. Zeker kan het bestuderen van het heelal tot verwondering leiden, maar om een geheel andere reden dan de auteur bedoelt: „Heft uw ogen op omhoog en ziet Wie deze dingen geschapen heeft; Die in getal hun heir voortbrengt; Die ze alle bij name roept, vanwege de grootheid Zijner krachten en omdat Hij sterk van vermogen is (Jes. 40:26).”
Boekgegevens
„Een kleine introductie in de sterrenkunde, Govert Schilling; Amsterdam University Press; 168 blz.; € 17,99.