„Duitser wil eerlijk verhaal horen”
Op de mooiste heuvelrug in het Rijk van Nijmegen, met uitzicht op de Duitse bossen, ligt het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945. Bijna 75 jaar geleden streden hier geallieerde en Duitse troepen om elke meter grond. Vanaf september vertelt een gloednieuw, interactief, nog imposanter ”Bevrijdingsmuseum” het complete verhaal van het Rijnland Offensief.
Niet alleen de collectie, maar ook de gebouwen waarin het huidige museum huist, zijn historisch. Het gaat om de oude bouwketen van Neeltje Jans in Zeeland, die dankzij een fanatieke doorzetter -de Groesbeekse pastoor Thuring- verhuisden naar de Groesbeekse dreven. De geestdriftige geestelijke vond het namelijk onbestaanbaar dat er voor de mislukte Slag om Arnhem volop internationale belangstelling was, maar dat de succesvolle Final Push vanuit Groesbeeks grensgebied onbekend bleef.
Het is maar bij weinigen bekend dat vanuit die zwaar onderbelichte oorlogsregio op 8 februari 1944 de beslissende slag om Berlijn begon. Via een omweg bevrijdden de geallieerden hierna Noord-Nederland.
In de buurt van Nijmegen landde op 17 september 1944 de Amerikaanse 82e Airbornedivisie van generaal Gavin om in het kader van de operatie Market Garden de Waalburg bij Nijmegen te veroveren. De strijders werden gevolgd door Poolse luchtlandingstroepen, die later richting Driel marcheerden en er de Rijn over staken om de Britse Airbornes te helpen. Die waren bij Oosterbeek volslagen kansloos tegenover een Duitse overmacht.
Het tactisch gewaagde plan van de Britse generaal Montgomery liep echter stuk op de brug bij Arnhem. Het was één brug te ver. Daarom werd enkele maanden later door de geallieerden besloten de grote aanval op Berlijn in te zetten via Kleef en Gogh. Buurgemeente Groesbeek en omgeving promoveerden tot grote vergaarbak van ruim 1,2 miljoen Amerikaanse, Canadese en Britse militairen. Na de verovering van de Rijnbrug bij Wezel splitsten de geallieerden zich op om niet alleen Berlijn, maar ook het Ruhrgebied en Oost- en Noord-Nederland te veroveren. Het was de grootste militaire operatie die ooit vanaf Nederlands grondgebied is ingezet.
Groesbeek was en is kortom een logische plek voor een museum om dit bevrijdingsverhaal te vertellen. Naast de bouwketen werd later een beeldpalende koepel neergezet, in de vorm van een parachute. Saillant genoeg…: gebouwd door een Duitse firma. Diezelfde ronde vorm keert in de nieuwbouw terug.
Sigaren van Göring
Sinds de komst van de huidige directeur, Wiel Lenders, in 2001 is de groei niet meer gestopt. Zowel de collectie als het bezoekersaantal nam ieder jaar toe, met als gevolg dat het gebouw nu gewoon ‘op’ is, vertelt hij. Slechts zo’n 10 procent van de museumstukken kan getoond worden, de rest wordt in een depot bewaard. „De collectie groeit nog steeds. Mensen met herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog verdwijnen en nu zie je de omslag naar historisch materiaal. Met als gevolg dat kinderen en kleinkinderen vaak unieke stukken aan ons museum schenken. Zij hebben geen band met die spullen. Uniformen, sigaren van Göring, blikken met voedsel, exemplaren van ”Mein Kampf”. Enzovoorts. Dat blijft doorgaan de komende jaren. En dus is er meer ruimte nodig. Op dit moment hebben we 80.000 voorwerpen in ons bezit.”
Verder wil het museum groeien van 40.000 bezoekers nu naar 80.000 bezoekers straks. Er is namelijk nog een flink groeipotentieel in… Duitsland. Groesbeek ligt immers aan de grens met deelstaat Nordrhein-Westfalen (18 miljoen inwoners). „We hebben daarom bij het samenstellen van de verhaallijn bewust samengewerkt met Nederlandse én Duitse historici”, vertelt Lenders. „Het percentage van 15 procent Duitse bezoekers moeten we minimaal kunnen verdubbelen. Duitsers willen een eerlijk verhaal horen. Dus niet alleen wapengekletter waarbij ze militair de oren gewassen krijgen, maar ook het verhaal van de Holocaust en de geschiedenis van burgers in de oorlog. Emmerich, Kleef en Wezel zijn bijvoorbeeld door de geallieerden met de grond gelijk gemaakt. Het is ook niet dé Duitser die deze oorlog begonnen is, maar het nationaal-socialisme. Die stroming had aanhang in heel Europa. Ook in Nederland stemde in 1936 zo’n 8 procent van de bevolking op de NSB. Natuurlijk is de Duitse bevolking ook zelf verantwoordelijk. We gaan niet sjoemelen met de schuldvraag om maar meer bezoekers te krijgen.”
De nieuwbouw raakte in een stroomversnelling nadat een gezamenlijk project van het Oorlogsmuseum in Overloon, het Airbornemuseum in Oosterbeek en het Nationaal Bevrijdingsmuseum vijf jaar geleden door politiek en onderling gekrakeel op de klippen liep. De bedoeling was een nationaal Vrijheidsmuseum WO2 met internationale allure in Nijmegen te starten. Door de ruzies trokken financiers zich terug. Wat uiteindelijk overbleef -en onlangs werd geopend-, was een Infocentrum WO2 vlak bij de Waalkade. Maar omdat Groesbeek uit zijn voegen barst, moet ook daar wat gebeuren.
Mondiale oorlogsgeschiedenis
Niet meer ”bevrijding”, maar ”vrijheid” is straks het centrale thema van het museum. Het nieuwe en spraakmakende project wil de Tweede Wereldoorlog inkaderen in het Europese perspectief van de 20e eeuw. Een Nederlands-Duits museum met Europese uitstraling eigenlijk. „Anne Frank was toch echt een Duitse vluchtelinge; we blikken dus over de grenzen heen”, aldus Lenders. Dat betekent concreet: de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog vanaf de Eerste Wereldoorlog, maar ook de wederopbouw vanaf 1945, de Koude Oorlog en de Val van de Muur. „We kijken naar de oorlog vanuit de Duits-Nederlandse grensregio, met aandacht voor de beide nationale perspectieven en we zeggen ook iets over de mondiale oorlogsgeschiedenis.”
Daarom kan de helft van de inrichting gefinancierd worden uit Europese middelen. Verder wordt een kwart bijgedragen door Gelderland en Nordrhein-Westfalen en heeft het museum met enkele partners zelf 25 procent bijeengebracht. Het eigenlijke gebouw wordt betaald door onder meer provinciale en gemeentelijke overheden. Een totale investering van 6,5 miljoen euro.
Dat gebouw is nog wel een dingetje… Het wordt allereerst een stuk groter: van 2250 vierkante meter nu, naar 3000 vierkante meter straks. De koepelvorm komt terug, maar dan als een soort opblaashal rond een membraamconstructie van 60 meter doorsnee en 12 meter hoog. Het is de eerste permanente ruimte-onder-hoge-druk ter wereld. Voordeel daarvan is dat de bouwkosten 25 procent lager uitvallen: zo’n 1500 euro per vierkante meter.
Herdenkingen
Onder het gebouw komen een souterrain met werk- en kantoorruimten en een bibliotheek. Via een tunnel blijft het huidige depot bereikbaar, terwijl de oude gebouwen worden afgebroken. Daardoor ontstaat aan de buitenzijde een evenemententerrein dat onder andere gebruikt kan worden voor herdenkingen. Volgens de planning moet 17 juni het casco gereed zijn. Daarna starten de aankleding en inrichting van het interieur.
Ook na de officiële opening begin september blijft het Bevrijdingsmuseum zichzelf. Het wordt geen spektakelstuk van veldslagen en oorlogshandelingen, waar bezoekers bij wijze van spreken moeten wegduiken om niet geraakt te worden door rondvliegende kogels, scherven en granaten. Lenders: „We worden geen Disneypark of Efteling. Het blijft een museum, zij het interactief.”
Roeping
Alles in het museum heeft te maken met normen en waarden, met goed en kwaad, met morele ijkpunten, stelt Lenders. „We hebben een boodschap voor jonge mensen. Je mag dit museum best zien als mijn roeping. We tonen hier iets van de grootste humane catastrofe uit de wereldgeschiedenis. Toch heeft die oorlog ons ook dingen geleerd. Zo weten we nu dat als mensen geen goede sociaal-economische basis hebben, ze vatbaar zijn voor extremisme van zowel links als rechts. We hebben het huidige Europa gebouwd op de puinhopen van dat verleden en die kennis. Er is al 75 jaar geen grote oorlog meer geweest op ons continent.”
Lenders noemt de herstelde relatie met Duitsland opvallend. „Dat land is eigenlijk altijd onze vriend geweest, uitgezonderd de oorlogsjaren. Het anti-Duitse sentiment is vrijwel verdwenen. Hooguit zijn er nog wat achterhoedegevechten. ”Van de fabriek van Krupp, staat alleen nog maar de stoep”, spotte Radio Oranje aan het eind van de oorlog. Een goed voorbeeld van die nieuwe, vriendschappelijke verhoudingen is de bijzondere samenwerking tussen het weer opgebouwde Duitse staalbedrijf en het Bevrijdingsmuseum. Ieder jaar worden werknemers in opleiding een week lang gedetacheerd in Groesbeek. Ze krijgen er de nodige geschiedenislessen. Lenders: „Ze komen aarzelend binnen en gaan volop gemotiveerd weer naar huis.”
Drs. Wiel P.H. Lenders
Drs. Wiel P. H. Lenders (Venlo, 1955) is sinds 2001 directeur van het Nationaal Bevrijdingsmuseum 1944-1945. Daarvoor doceerde hij tot zijn veertigste geschiedenis aan de Hogeschool Arnhem-Nijmegen en internationale betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Onder zijn leiding nam het bezoekersaantal toe tot zo’n 45.000 per jaar. Hij staat aan het hoofd van een team met zeven vaste krachten en honderd vrijwilligers. Na achttien jaar directievoering in Groesbeek is de huidige nieuwbouw een van de hoogtepunten in zijn carrière.