Adviseurs
*
Ds. M. van Dam (Baarn, Commissie van Rapport) geeft aan dat het best een hele klus was en dat het ingewikkeld is voor de generale synode om verantwoordelijkheid te nemen en daarbij de principiële discussie niet uit de weg te gaan. Bestuurlijk gezien roept ds. Van Dam ertoe op om een bezinning over het ambt te houden, voordat er andere zaken worden opgetuigd.
Dr. H. Wevers (Generale Raad van Advies) is positief over het rapport. „Het groeimodel heeft geleid tot een heel veel beter rapport.” Maar hij wil het niet integraal aanvaarden. „Er mag geëxperimenteerd worden, maar er moet wel verder over gepraat worden. Niet alleen organisatorisch, maar ook geestelijk. Er wordt in het rapport teveel vanuit de pastorale brieven gesproken. Laten we aan de charismatische kant beginnen niet aan de organisatorische. Dat is telkens weer een valkuil.”
Ds. G. J. Mink (Raad van Advies voor Geref. Belijden, RAGB) geeft aan dat de RAGB het „buitengewoon belangrijk” vindt dat de discussie over de ambten eerst wordt gevoerd.
Ds. A. H. Wöhle (Amsterdam, president Ev.-Luth. Synode) is „in hart en nieren” voorstander voor pionierswerk in de kerk. „We kunnen niet zonder deze vormen van verkennend kerkenwerk.” De notitie schiet haar doel volgens ds. Wöhle echter ver voorbij; er moet op basis van een andersoortige notitie ter synode worden gesproken over de ambten. „We kunnen haar daarom niet zomaar aannemen.”
Prof. dr. M. M. Jansen (rector PThU) begint met een statement: „Pionieren is niet voor watjes.” Volgens haar waren de profeten al de eerste pioniers. „Als PThU zijn we blij met de missionaire grondtoon van de notitie.” De missionaire situatie in Nederland roept volgens haar tot pioniers die scherp van geest zijn.