Voor een arm mens
Hebreeën 7:24
„Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap.”
God, uw Vader, rekent erop dat u al de dagen van uw leven slechts een arm schepsel zult zijn wanneer u door het oog van Zijn wet beschouwd wordt. Inderdaad, de apostel zegt het u dat er voor een Voorspraak voor u gezorgd is. Wanneer een vader zijn kind krukken verschaft, dan doet hij alsof hij zeggen wil: Ik acht dat mijn kind nog zwak is. Wanneer de Heere ons van een Voorspraak voorziet, dan handelt Hij alsof Hij zeggen wil: Mijn volk is onderhevig aan zwakheden.
Denk daarom niet meer van uzelf dan hetgeen u, volgens deze eenvoudige tekst en volgens goede gevolgtrekkingen uit de ambten van Christus, verplicht bent van uzelf te denken: dat Christus een onvergankelijk priesterschap (Hebreeën 7:24) heeft in de hemelen, en daar eeuwig leeft om voor u te bidden. Wat toont dit anders dan dit: dat u in uzelf, op zijn allerbest beschouwd, slechts een arm, deerniswaardig, armzalig en zondig mens bent, een mens die in zijn heiligste toestand zeker nog zou worden buiten uitgeworpen indien uw Hogepriester de goddeloosheid niet wegnam van uw heilige dingen.
De eeuw waarin wij leven is een lichtzinnige eeuw. Gods kinderen zijn niet zo nederig, zo klein en zo gering in hun eigen oog als zij behoorden te zijn, hoewel hun dagelijkse ondervinding en ook het priesterschap van Jezus dat eisen.
John Bunyan, voorganger te Bedford (”Preek over 1 Johannes 2:1, 1885)