Proeven met sensoren tegen aanrijdingen met reeën
Wildreflectoren leiden niet tot een aantoonbare afname van het aantal aanrijdingen met reeën. In Gelderland en Utrecht worden nu veldproeven gedaan met virtuele ‘hekwerken’.
Bij deze proeven geven sensoren een geluids- en lichtsignaal af als er een auto nadert.
In Nederland worden jaarlijks ruim 6300 aanrijdingen met reeën geregistreerd. Ze hebben vooral plaats in de provincies Gelderland, Noord-Brabant en Overijssel. De meeste aanrijdingen (35 procent) gebeuren op provinciale wegen in de maanden maart tot en met mei. Reeën zijn in die periode extra actief.
Vooral het aantal aanrijdingen met mannelijke dieren piekt in die maanden. Gemiddeld worden er in dat kwartaal per maand tweemaal zoveel mannetjes aangereden dan gemiddeld per maand in de rest van het jaar. Aangenomen wordt dat de aanrijdingen toenemen omdat er meer reeën zijn.
Provincies treffen verschillende maatregelen om aanrijdingen met reeën te voorkomen, zoals rasters, faunapassages, wildspiegels en reflectoren, waarschuwingsborden en aanpassing van de rijsnelheid. Ook het verminderen van de reeënpopulatie door afschot is een preventieve maatregel.
Onderzoekers van Wageningen Environmental Research hebben de uitwerking van negentien maatregelen beoordeeld. Daaruit bleek onder meer dat op slechts één van de 42 plekken waar de effectiviteit van wildspiegels en blauwe reflectoren kon worden getest, sprake was van een duidelijke reductie in het aantal aanrijdingen.
Faunapassages zonder begeleidende rasters zijn volgens de onderzoekers weinig effectief voor het verminderen van het aantal aanrijdingen. Rasters die bedoeld zijn voor reeën kunnen leiden tot versnippering van het landschap en isolatie van voorheen aaneengesloten leefgroepen van andere diersoorten. Wegverlichting binnen natuurgebieden vermindert ook de kwaliteit van leefgebieden van andere dieren.
Eén maatregel benoemen de onderzoekers als „sterk duurzaam”: een lagere rijsnelheid. „Die is in principe permanent, hoewel het succes ervan wel sterk afhangt van de manier waarop de verlaging wordt afgedwongen.” Ze is echter lang niet overal uitvoerbaar, omdat ze naar verwachting pas succesvol kan zijn bij snelheden van minder dan 60 kilometer per uur, en dan met name op wegen met relatief weinig verkeer.
Twee maatregelen bevelen de onderzoekers alles afwegend aan als „de beste keuze uit oogpunt van effectiviteit en uitvoerbaarheid.” Geadviseerd wordt onder meer vegetatie uit bermen te verwijderen om het zicht voor automobilisten te vergroten of de aantrekkelijkheid van de berm voor reeën te verminderen. Het rapport stipt wel aan dat dergelijk bermbeheer nadelig kan zijn voor onder andere vlindersoorten, omdat het hun leefgebied aantast.
Het plaatsen langs de wegen van „virtuele hekwerken” is de tweede maatregel die wordt aangeraden. De hekwerken bestaan uit sensoren op paaltjes in de berm. Koplampen van passerende auto’s activeren deze sensoren waarna ze een geluids- en lichtsignaal produceren dat reeën moet afschrikken.
De twaalf provincies laten nu hun onderzoeksbureau BIJ12 de effectiviteit meten van zowel de virtuele hekwerken als van een tweede maatregel: het verminderen van de dichtheid van de reeënpopulatie door extra afschot in het direct omliggende leefgebied. Voor de veldproeven zijn plaatsen in Gelderland en Utrecht uitgekozen waar veel aanrijdingen plaatshebben.
Studenten van de Wageningen Universiteit houden niet alleen het aantal aanrijdingen bij, ook het aantal ‘succesvolle’ oversteken. Om die te kunnen vaststellen zijn langs de wegen sporenbedden aangelegd. Deze zandstroken zijn 100 meter lang, maximaal 2,5 meter breed en 15 centimeter dik. Twee keer per week worden in deze spoorbedden sporen afgelezen, daarna worden ze weer aangeharkt voor de volgende meting.