Dr. Te Velde: Dordtse Leerregels schakelen menselijke vrijheid niet volledig uit
Stellen de Dordtse Leerregels dat Gods genade de menselijke vrijheid uitschakelt? Dr. R. T. te Velde gaf woensdagavond op deze vraag een antwoord tijdens een lezing op de thema-avond ”Dordrecht van 1619-2019” in Ede.
De Dordtse vaderen formuleerden op fijnzinnige wijze dat Gods genade wel krachtig en effectief de menselijke wil ombuigt, maar niet op zo’n manier dat de mens tegen zijn wil gedwongen wordt te geloven. Met deze woorden typeerde dr. Te Velde, universitair docent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen, de positie van de Dordtse Leerregels, die het werk der bekering volledig aan Gods genade toeschrijven, zonder dat daarbij de menselijke wil vernietigd wordt. De lezingenavond was de eerste die was georganiseerd door de redactie van het tijdschrift Theologia Reformata in samenwerking met de Christelijke Hogeschool Ede.
In zijn lezing noemde dr. Te Velde de bijdrage van de theoloog Amesius, assistent van synodevoorzitter Johannes Bogerman, onder wiens invloed de formulering tot stand kwam dat de mens enerzijds passief is in de wedergeboorte, maar dat de menselijke wil tegelijkertijd niet volledig wordt uitgeschakeld.
Dr. Te Velde wees erop dat de Dordtse vaderen de term ”onweerstaanbare genade” niet gebruikten. Zij verzetten zich tegen het idee dat de mens met zijn vrije wil in redelijkheid gehoor zou geven aan het „zedelijke advies” zich tot God te wenden.
Prof. dr. J. Hoek, hoogleraar aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven en redactievoorzitter van Theologia Reformata, behandelde de kritische uitlatingen over de Dordtse leerregels van enkele theologen, onder wie Karl Barth en H. F. Kohlbrugge. Prof. Hoek toonde begrip voor Barth, die de leerregels te weinig christocentrisch vond. Toch gaf hij aan Barths kritiek niet helemaal terecht te vinden, omdat de leerregels Gods verkiezende liefde niet losmaken van Christus. „De prediking over Gods verkiezende liefde is altijd ook Christusprediking en omgekeerd kan Christus niet worden gepredikt zonder Gods verkiezende liefde.”
Ribben
Ten tweede ging prof. Hoek in op Kohlbrugge, die vond dat de remonstranten „in de ribben moesten worden aangepakt.” Volgens Kohlbrugge hadden de Dordtse vaderen de verdediging van Gods verkiezende liefde niet in het kader van de Godsleer, maar in dat van de rechtvaardiging uit het geloof moeten plaatsen. Tegen die kritiek bracht prof. Hoek in dat de leerregels een reactie waren op de artikelen van de remonstranten en dat deze daarom de agenda bepaalden.
De hoogleraar benadrukte dat kritiek op de leerregels openlijk geuit mag worden, als daarbij maar wordt bedacht dat de verkiezingsleer geen koele logica is en alleen kan worden uitgevoerd in het kader van de lofprijzing.
Prof. dr. W. H. Th. Moehn, bijzonder hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam, behandelde in zijn lezing ”Predestinatie 2.0 en de gemeente” hoe de leerregels naar de gemeente gecommuniceerd moeten worden.
Volgens prof. Moehn hebben de synodeleden die de leerregels opstelden, gemikt op een breed publiek en bewust gekozen voor een laagdrempelige stijl. Prof. Moehn zag daarin vooral het aandeel van de afgevaardigden uit de Palts, die ertoe opriepen om op herderlijke wijze over de verkiezing te spreken en op sobere wijze over de verwerping, alleen als de Bijbeltekst daartoe dwingt.