Nuances belangrijk bij spreken over Rwanda
Rwanda herdenkt deze week de slachtoffers van de genocide van 25 jaar geleden. President Paul Kagame legde zondag een krans bij het monument in Gisozi, waar een kwart miljoen slachtoffers van de volkenmoord liggen begraven. In totaal zouden er in drie maanden tijd zo’n 800.000 mensen om het leven zijn gekomen. Veel van hen waren Tutsi’s, vermoord door Hutumilities.
Een overlevende vertelde zondag over zijn broers en zussen die destijds omkwamen, om vervolgens het Rwandees Patriottisch Front (RPF) van Kagame omstandig te prijzen. Deze Tutsimilitie maakte in 1994 een einde aan de volkerenmoord, zo wil het officiële relaas. „Ik dank de RPF die ons redde terwijl de rest van de wereld niets deed”, zei de overlevende.
Recente publicaties, zoals ”De waarheid over Rwanda” van de Canadese journaliste Judi Rever, voeren een schat aan bewijzen en getuigenissen aan dat de verhoudingen echter niet zo zwart-wit lagen als het Rwandese regime wil doen voorkomen. Rever stelt dat het RPF willekeurig duizenden Hutuburgers vermoordde: (vermeende) daders, maar ook vele vrouwen en kinderen. Volgens haar had het RPF zelfs belang bij de genocide op de Tutsi’s, om zo de weg naar de macht vrij te maken. Pogingen om de genocide in een vroegtijdig stadium te stoppen, kregen daarom ook geen steun van het RPF.
Rever is zeker niet de eerste die met beschuldigingen komt over moorden op Hutu’s door het RPF. In november 1994 rapporteerde René Degni-Ségui, speciaal rapporteur voor de Mensenrechtencommissie voor Rwanda, al over massamoorden op Hutu’s door Kagame’s RPF. Amnesty International en Human Rights Watch publiceerden eveneens al snel soortgelijke beschuldigingen. Deze kant van de zaak is, om allerlei redenen, echter nooit doorgedrongen tot het officiële relaas. Westerse landen, zoals de VS, hadden ook geen belang bij het onderstrepen daarvan.
Het is niet erg zinvol te discussiëren over de vraag of er ook gesproken moet worden van een „genocide” op Hutu’s. Het is duidelijk dat er ook tegenover Hutu’s zware misdaden zijn begaan. Deze kant van de zaak doet overigens niets af aan de ongekende gruwelijkheden die gepleegd zijn tegenover Tusti’s. Dat er over deze nuance in Rwanda echter geen open debat gevoerd kan worden, is zorgelijk.
Als de genocide van 1994 iets leert, is het dat gemeenplaatsen tot de grootste ongelukken kunnen leiden. Zwart-wit-tegenstellingen met ”goeden” en ”kwaden” maken de werkelijkheid gevaarlijk overzichtelijk. Een volgende stap was in 1994 dat de ”kwaden” ontmenselijkt werden. Met dat Tutsi’s in de Hutupropaganda tot „kakkerlakken” waren gedegradeerd, was de weg vrij hen af te slachten. Mensen dood je niet zomaar, maar kakkerlakken wel. De dure les is dat taal ertoe doet, zeker als die gebruikt wordt om mensen over één kam te scheren.