Cultuur & boeken

Aanzet tot ontmythologisering

Titel:

Richard Toes
5 August 2004 11:10Gewijzigd op 14 November 2020 01:29

”Niet voor God en niet voor het Vaderland. Linkse soldaten, matrozen en hun organisaties tijdens de mobilisatie van ’14-’18”
Auteur: Ron Blom en Theunis Stelling
Uitgeverij: Aspekt, Soesterberg, 2004
ISBN 90 5911 337 3
Pagina’s: 1117
Prijs: € 45,-; Titel: ”De mythe van 1918. De werkelijkheid over de laatste honderd dagen van de Eerste Wereldoorlog”
Auteur: J. H. J. Andriessen
Uitgeverij: Aspekt, Soesterberg, 2004
ISBN 90 5911 118 4
Pagina’s: 223
Prijs: € 22,95;

Titel: ”De Eerste Wereldoorlog. Een geïllustreerde geschiedenis”
Auteur: Hew Strachan
Uitgeverij: Anthos/Standaard Uitgeverij, Amsterdam, 2003
ISBN 90 7634 170 2
Pagina’s: 342
Prijs: € 29,95.

De boeken over de Grote Oorlog, zoals de Fransen de Eerste Wereldoorlog aanduiden, blijven over elkaar heen buitelen. Er lijkt aan deze stroom voorlopig geen einde te komen. Volgens J. H. J. Andriessen, auteur van diverse boeken over deze oorlog, overtreft de aandacht voor de Eerste Wereldoorlog momenteel zelfs die voor de Tweede Wereldoorlog. Het feit dat Nederland zelf buiten deze oorlog bleef, is geen reden om aan Nederland geen aandacht te schenken. Nederland is immers geen eiland. Ingeklemd tussen de rivaliserende mogendheden kon Nederland niet geheel buiten schot blijven.

Onlangs verscheen er een vuistdik proefschrift over soldaten, matrozen en hun organisaties tijdens de Nederlandse mobilisatie in de Eerste Wereldoorlog. In een pil van ruim 1100 pagina’s doen Ron Blom en Theunis Stelling een niet onverdienstelijke poging om de positie van de gemobiliseerde soldaten in kaart te brengen en dan met name van degenen die „niet voor God en niet voor vaderland” opgeroepen werden om het land te beschermen tegen eventuele buitenlandse invasies.

De auteurs richten hun focus dus met name op de soldaten met linkse sympathieën. Erg omvangrijk was deze groep niet. Van de ruim 200.000 gemobiliseerde soldaten waren er ongeveer 10.000 van SDAP-huize. Echte socialisten à la Troelstra en consorten waren natuurlijk tegen alles wat zweemde naar geweld en oorlog.

Toch moet gezegd worden dat in het kielzog van de Duitse socialisten ook de Nederlandse in deze tijd van oorlog beseften dat een principieel vasthouden aan deze stellingname niet echt productief was in tijden van (dreigende) oorlog. Al ruimschoots vóór de Eerste Wereldoorlog, namelijk in 1911, deed de SDAP-leider Troelstra de volgende uitspraak: „Gij weet dat gij ook op ons sociaal-democraten kunt rekenen als wij door u worden opgeroepen om de plicht te doen, die wij als burgers van de Nederlandse Staat te vervullen hebben. Of wij dat gaarne willen en mooi vinden, het wordt ons niet gevraagd; maar die plicht zullen wij vervullen.” Dit realisme is eigenlijk in het hele proefschrift terug te vinden. Er bestaat weinig neiging tot opstandigheid en al zeker niet tot revolutie.

Het komt daarom letterlijk en ook figuurlijk wat dik over om een turf van ruim 1100 pagina’s te wijden aan soldaten die niet voor God en vaderland gaan. Toegegeven, de auteurs weten boeiend en onderhoudend te schrijven, maar het is nog steeds een grote kunst om zich in de beperking meester te tonen. Deze vaardigheid hebben de auteurs niet of ze weten dat in ieder geval uitmuntend te verbergen. Zo vind ik het storend dat in een concluderend hoofdstuk, waarbij het toch om samenvattingen en conclusies dient te gaan, nog eens uitgebreid op een revolutietheorie wordt ingegaan. Op deze wijze wordt een pil onvermijdelijk. En het is de vraag of het thema dat echt verdient.

Mythe
Want van welke kant je het ook bekijkt, de belevenissen van onze jongens háálden het natuurlijk niet bij die van de Duitsers en de Fransen. Zíj maakten het mee dat in een veldslag honderdduizenden slachtoffers vielen. In Nederland hadden de militairen vooral te vechten tegen verveling: 200.000 soldaten mochten niet naar huis. Als dienstplichtigen waren ze opgeroepen om de veiligheid van Nederland te waarborgen. Het is begrijpelijk dat er wrijvingen en opstootjes komen als je zolang tegen elkaar aankijkt zonder dat er actie komt. Als de omstandigheden in de legerplaatsen dan ook nog zeer matig zijn, stijgen de criminaliteitscijfers, gaat de alcoholconsumptie omhoog en wordt het bezoek aan prostituees frequenter. De auteurs brengen minutieus al die opstootjes en relletjes in kaart. De teneur van het boek is dat de groep linkse rakkers niet zo’n geweldige impact heeft gehad. Een massa van linksrevolutionaire agitators is een mythe. Troelstra ontdekte dat bij zijn befaamde revolutiepoging op pijnlijke wijze.

Over mythes gesproken: J. H. J. Andriessen doet in zijn boekje ”De mythe van 1918” een poging allerlei mythes rondom (het einde van) de Eerste Wereldoorlog te ontrafelen of in ieder geval als zodanig te benoemen. En hij mag zijn gang gaan: geschiedbeoefening is immers voor een groot deel ook ontmythologiseren en ontleent een belangrijk deel van haar waarde hieraan. Je zou echter verwachten dat na een kleine eeuw de mythes rond deze oorlog voor een groot deel zijn doorgeprikt. Wie heeft immers nog belang bij het instandhouden van deze mythes? Toch weet Andriessen moeiteloos een aantal van deze mythes op te sommen: de schuldvraag, de rol van de VS, het effect van de torpedering van de Lusitania, de mythe van „those last victorious hundred days”, de dolkstootlegende et cetera.

Het is Andriessen opgevallen dat ruim negentig jaar na dato deze oorlog nog steeds tot hevige, soms zelfs emotionele discussies leidt. Maar het houdt hem nog meer bezig waarom er geen historische studies verschijnen die nieuwe meningen en standpunten beschrijven en verklaren. Hoe is het bijvoorbeeld mogelijk dat de rol die de aan de oorlog deelnemende landen vóór 1914 speelden nog steeds op welhaast dezelfde wijze geschetst wordt als direct na 1918 het geval was?

Pretentieus
De verzuchtingen van Andriessen zijn niet altijd te doorgronden. Hij vermoedt dat de Angelsaksische historici het debat aanvoeren, omdat de Engelse taal nu eenmaal toegankelijker is dan andere talen. Dit argument staat mij niet echt aan. De geschiedenis leert immers dat als bijvoorbeeld een Franse historicus een werk van formaat levert, dat wel degelijk bredere verspreiding krijgt. Ik hoef maar te verwijzen naar de Annales-school. Verder wil ik onder andere wijzen op de publicatie van Modris Eksteins, die naar mijn oordeel een andere benadering van de door Andriessen aangeroerde problematiek hanteert. Omstreden, dat wel, maar Eksteins durft het in ieder geval aan om geen platte reconstructies te maken. In zijn opvatting ligt de waarheid in het culturele, het verstaan van de tijdgeest. Dat vereist empathie. En empathie heeft in het algemeen bij wetenschappers geen beste papieren.

Het is overigens wel waar dat een aantal van de door hem aangeroerde mythes nader onderzoek verdient. Andriessen zal het waarschijnlijk niet met mij eens zijn dat zijn boek hooguit als een aansporing kan dienen en als een begin van ontmythologisering. De ondertitel bij zijn boek is immers nogal pretentieus: De werkelijkheid over de laatste honderd dagen van de Eerste Wereldoorlog.

Voorafje
Onlangs verscheen ook een prachtig boek van Hew Strachan over deze oorlog. Strachan is hoogleraar militaire geschiedenis aan de universiteit van Oxford. Hij geldt als een van ’s werelds meest vooraanstaande historici op het gebied van de Eerste Wereldoorlog. Strachan werkt aan een driedelig magnum opus over deze oorlog. Het eerste deel, ”To arms”, is uit. Dit deel lijkt inmiddels al canonieke waarde onder vakhistorici te hebben.

De voorliggende uitgave is een geïllustreerd overzicht van de hele oorlog, zeg maar een voorafje voor de liefhebbers die niet kunnen wachten. Terecht noemt de auteur dit boek in de ondertitel een „geïllustreerde geschiedenis.” Wie op zoek is naar boeiende (kleuren)foto’s van deze oorlog, wordt ruimschoots op zijn wenken bediend. Tegelijkertijd roept zo’n ondertitel associaties op met „een praatje bij een plaatje.” Dat is zeer zeker een misvatting. Op erudiete wijze beschrijft Strachan deze oorlog, waarbij hij de chronologie afwisselt met thematische hoofdstukken. Andriessen zal misschien ook in dit werk teleurgesteld zijn. Bij Strachan zijn geen vernieuwende vergezichten te verwachten. Ook lijkt hij eerder een twijfelende wetenschapper dan een debiteur van definitieve opvattingen.

Interessant is de visie van Strachan op het liberalisme in en na de Eerste Wereldoorlog. Dat liberalisme lag ten grondslag aan onder andere de idealen van Versailles én aan de appeasementpolitiek van de jaren 1930. De belangrijkste fout van dit liberalisme was naar het oordeel van Strachan vooral aan zijn eigen fatsoensnormen te wijten. Het weigerde in te grijpen in binnenlandse aangelegenheden van staten die geen democratische normen hadden. De effecten daarvan heeft de wereld pijnlijk ervaren in de Tweede Wereldoorlog.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer