De betrokken landen, die eind vorige week met elkaar hebben vergaderd, zijn Cyprus, Estland, Hongarije, Polen, Slovenië en Tsjechië. Zij werken samen onder de naam groep van Luxemburg.

Polen, dat veruit de grootste agrarische sector heeft van de aspirant-leden, fungeert als aanvoerder. Een vertegenwoordiger van de autoriteiten in Warschau zei na afloop van het overleg dat de zes sneller een hogere directe inkomenssteun verlangen voor hun boeren. Anders, zo verklaarde hij, raken die in een veel slechtere concurrentiepositie dan hun collega’s uit het westen van het continent.

De inspanningen zijn erop gericht eind dit jaar met tien regeringen de onderhandelingen over de aansluiting bij de Unie af te ronden. Een van de belangrijkste onderwerpen die nog op de agenda staan betreft de landbouw. Eurocommissaris Verheugen (Uitbreiding) heeft eind januari voorstellen gepresenteerd ten aanzien van dat dossier. Daarover zal de komende maanden druk worden gesproken binnen de gemeenschap, in oude samenstelling en met de nieuwe lidstaten.

De commissie wil de agrariërs in de toetredingsnaties in eerste instantie, in 2004, slechts 25 procent toekennen van het bedrag dat de boeren in de huidige EU ontvangen. Daarna volgt een geleidelijke verhoging. Pas in 2013 zal er sprake zijn van een gelijke behandeling. De landen in Midden- en Oost-Europa hebben al eerder scherpe kritiek laten horen op deze plannen.