Kerk & religie

Ook engelen niet

Openbaring 19:10b

Ralph Erskine
29 March 2019 08:22Gewijzigd op 16 November 2020 15:39

„Zie dat gij dat niet doet; ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, die de getuigenis van Jezus hebben.”

Johannes zag een heerlijk schepsel met een zeer majestueus voorkomen, van wie hij heerlijke openbaringen ontving. Hij meende waarschijnlijk dat het de grote Engel des verbonds, Christus, was, Die oudtijds soms de gedaante van een engel had aangenomen. Hij wilde hem aanbidden. Maar de engel weerhield hem, en zei: „Zie dat u het niet doet, want ik ben uw mededienstknecht.” Nu, als de heiligen en de engelen, de heerlijksten onder de schepselen, deze goddelijke aanbidding zeer krachtig hebben afgewezen en ernstig hebben afgekeurd, dan moet zeker geen schepsel worden aangebeden. Het is een hemeltergende onbeschaamdheid en godslastering van de roomsen dit te verdedigen en te beoefenen. God is alleen het Voorwerp van aanbidding. Hij wordt immers op een bijzondere wijze de Hoorder van het gebed genoemd: „Gij hoort het gebed; tot U zal alle vlees komen.” Waarlijk, God alleen kan het gebed horen, want Hij is alwetend, en Hij kent door een eenvoudige en eeuwige daad van Zijn verstand alle personen en alle dingen in hun natuur, orde, oorzaken, hoedanigheden en werkingen. Hij alleen is wezenlijk en voortdurend bij al Zijn smekelingen, want Hij is alomtegenwoordig. Hoe zouden heiligen en engelen, bijvoorbeeld Paulus en Gabriël, het gebed van duizenden heiligen dat aan hen wordt gedaan, kunnen horen, tenzij zij onmetelijk in hun wezen, alwetend en alomtegenwoordig waren – dat Rome durft vaststellen, terwijl dit alleen Gods voorrecht is?

Ralph Erskine, predikant te Dunfermline (”Veertien preken over het gebed”, 1865)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer