Post Uit Jeruzalem: in Israël is rust doorgaans een relatief begrip
Het wapengekletter van maandag tussen Israël en Hamas roept herinneringen op aan de oorlogen in Gaza die ik van nabij meemaakte. Leven tussen luchtalarm en de orde van de dag.
Even leek het erop dat Israël en Hamas maandag op een nieuwe oorlog in de Gazastrook zouden afstevenen. De rust is echter weergekeerd. Voorlopig althans. Want in het Midden-Oosten weet je het nooit.
Dat was ook in december 2008 het geval. Het Reformatorisch Dagblad stuurde mij naar Israël om verhalen te maken over de verkiezingen die enkele weken later zouden plaatshebben. Niet te weten dat ik midden in een oorlog zou belanden. Operatie Cast Lead duurde weliswaar nog geen maand, maar was daarom niet minder hevig.
Met gemengde gevoelens stapte ik dan ook op het vliegtuig. Op weg naar een staat die in oorlog was. Onwillekeurig maak je je daar een voorstelling van. Eenmaal in Israël wees aanvankelijk niets erop dat elders in het land op leven en dood werd gevochten. Dat mensen in Joodse plaatsen rond de Gazastrook hele dagen in de schuilkelder doorbrachten. Dat in Gaza-stad kinderen onder het puin vandaan werden gehaald.
Vanzelfsprekend werd erover gesproken. Natuurlijk stonden de media er bol van. Maar in Jeruzalem en Tel Aviv ging het leven voor het oog volledig zijn normale gang.
Tot ik in de buurt van de Gazastrook kwam. In plaatsen als Sderot en Kfar Aza, waar het luchtalarm om de haverklap afging. Onheilspellend klonk het keer op keer uit talloze luidsprekers: ”Tseva adom – Code rood”. Vanuit de woonkamer in een kibboets zag je Israëlische gevechtsvliegtuigen boven Gaza-stad hun bommen afwerpen.
Tot ik de moeder van Dvir Emanueloff interviewde in een voorstadje van Jeruzalem. Haar zoon was de eerste Israëlische militair die sneuvelde bij de grondoperaties in de Gazastrook. „Ik had best zonder dit verlies gekund”, zei de Joodse vrouw, terwijl ze kameraden van Dvir die haar kwamen troosten te woord stond. Toen was de oorlog heel dichtbij.
Tot ik Dani sprak. Een Joodse jongen die in Sderot woonde. Hij was voor de shabat in Jeruzalem. Even bijkomen van de spanning. Hij vertelde dat hij altijd in zijn zwembroek onder de douche stond. Voor het geval het luchtalarm afgaat. Hij legde uit dat de autoradio wordt afgezet als ze in de buurt van Gaza komen. Anders hoort hij de sirene niet.
Een paar jaar later was ik in Ramallah op de Westelijke Jordaanoever toen het nieuws bekend werd dat de lichamen van drie ontvoerde Joodse tieners waren gevonden. Gedood door terroristen van Hamas. Israël begon operatie ”Brother’s Keeper” om de daders en militante leiders te arresteren. Enkele dagen later ontaardden de vijandelijkheden tussen Israël en Hamas in een regelrechte oorlog: Operatie Protective Edge.
Opnieuw was daar dat onwerkelijke gevoel. Een land in oorlog? Op het strand van Tel Aviv was er nog weinig van te merken. Dat zou spoedig veranderen, want de raketten van Hamas en Islamitische Jihad hadden inmiddels een veel groter bereik.
De vergelijking met de oorlogen van toen dringt zich op. Ook nu staan verkiezingen voor de deur. Ook nu klinkt tot ver buiten de Gazastrook het luchtalarm. Ogenschijnlijk heerst in het land de orde van de dag. Voor zolang het duurt.