In rapport met de tijd
Zijn de oude antwoorden nog bruikbaar in deze tijd of is de wereld waarin wij leven zo radicaal veranderd, dat die volstrekt niet meer relevant zijn? Moeten we vooral eigentijds willen zijn of is dat in de praktijk vaak het omgekeerde van wat Bijbels verantwoord is?
Dergelijke vragen waren ook in het verleden aan de orde. In de negentiende eeuw beschouwden de vrijzinnigen zich als de vertegenwoordigers van een christendom dat aangepast was aan de eisen van de tijd. Niet voor niets werden ze ook de modernen genoemd.
Kuyper gold als de aanvoerder van het orthodoxe kamp dat zich opstelde tegenover de vrijzinnigheid. Maar ook hij vond dat je het niet zonder meer bij het oude kon laten. Daarom stelde hij zich ten doel het calvinisme wakker te schudden en „in rapport te brengen met het menselijk bewustzijn, gelijk het zich aan het einde der 19e eeuw ontwikkeld heeft”.
Kuyper zocht het dus in een combinatie van handhaving en modernisering. Zo paste hij de gereformeerde visie op de overheidstaak (art. 36 NGB) aan het heersende liberale gedachtegoed aan. Dat alles gaf zijn kerk en partij en wat zich daaromheen bevond, aan het eind van de negentiende en in de eerste helft van de twintigste eeuw, onmiskenbaar een grote vitaliteit.
Maar niet voor niets werd ter linker- en ter rechterzijde van Kuyper gewezen op zijn neocalvinisme. De vrijzinnige theoloog Eerdmans schreef een eeuw geleden: „De tijd zal wel komen dat ook dit Gereformeerde Volk, dat door den leider geleid werd, aan den golfslag zal merken, dat zijn scheepje in andere wateren vaart.”
Spanningsveld
”In rapport met de tijd” is inmiddels een bekende uitdrukking geworden om het spanningsveld tussen continuïteit en vernieuwing aan te geven. Kuyper en zijn volgelingen wilden gereformeerd blijven, maar ook allerlei eigentijdse ontwikkelingen in hun denken verwerken. Op de vragen van de tijd moest immers antwoord gegeven worden. Helaas bleef daarbij van het gereformeerde erfgoed steeds minder over. Zo had Kuyper het niet bedoeld, maar het ging wel zo.
Ook wie zich nauw verbonden weet aan de Bijbel en de gereformeerde belijdenis kan niet ontkennen dat zich in de loop van de tijd allerlei nieuwe vragen voordoen. Het postmoderne relativisme stelt andere vragen en vraagt om andere antwoorden dan het vrijzinnige rationalisme van de 19e eeuw. Met vragen rond kernbewapening of evolutieleer, rond milieu of radicale secularisatie hoefden Calvijn en de Dordtse vaderen zich niet bezig te houden.
Beleefde werkelijkheid
Toch moeten we in onze beeldvorming die veranderingen ook weer niet allesbepalend laten zijn. Er is ook heel wat continuïteit. We zijn geneigd het aan te horen als een terechte typering van onze tijd, als we de klacht vernemen dat de kerk van een allesbeheersend en doordringend centrum weggedrongen is en een randverschijnsel werd binnen een moderne cultuur, die nu zelf heerschappij voert over het christendom. Of als gesteld wordt dat we (veel meer dan we zelf misschien menen) onder invloed staan van de moderne levensbeschouwing, waardoor onze blik op de dingen zo heel anders is dan bij de voorgeslachten. Of wanneer geconstateerd wordt dat een hoge waardering van het aardse in de plaats gekomen is van een op de eeuwigheid gerichte moraal. Maar het was de Kamper hoogleraar Herman Bavinck die, nu bijna anderhalve eeuw geleden, in zijn bekende rede over de katholiciteit van de kerk, deze klachten uitte!
Het is goed te verdedigen dat sinds 1888, toen Bavinck deze rede uitsprak, er op al die terreinen wel wat veranderd is. Dat het inmiddels nog een heel stuk erger geworden is. Maar kennelijk was de beleefde werkelijkheid in orthodoxe kring 131 jaar geleden niet veel anders dan nu.
Minderheid
Evenzo horen we nu regelmatig de klacht dat we een minderheid geworden zijn in de huidige maatschappij, waarin met God en Zijn Woord geen rekening meer gehouden wordt. Maar in feite verkeren de gereformeerden al sinds de 18e eeuw in kerk en maatschappij in een minderheidspositie.
Het verschil mag zijn dat tot in de tweede helft van de vorige eeuw de meerderheid van de Nederlandse bevolking een of andere vorm van christendom aanhing, maar de aversie (om niet te spreken van vijandschap) tegen de gereformeerde leer was er niet minder om.
Tegelijkertijd geldt dat de sterk gewijzigde situatie in allerlei opzichten noopt tot een andere opstelling. Ging het vroeger in discussies over godsdienstvrijheid om de vraag in welke mate onchristelijke opvattingen en gedragingen konden worden toegestaan, thans is het concept van godsdienstvrijheid veeleer in een positief kader komen te staan. Het gaat er nu vooral om ruimte te claimen voor Bijbelse standpunten en overtuigingen die botsen met de heersende cultuur.
Vijandbeelden
In het verleden werd de Rooms-Katholieke Kerk niet alleen gezien als de valse kerk, maar ook als een bedreiging voor de belijders van de gereformeerde leer. In de eerste helft van de 20e eeuw gaf de structurele groei van het rooms-katholieke volksdeel voeding aan die gedachte.
Toch moet geconstateerd worden dat de SGP zich in de tijd van Kersten en Zandt al te zeer liet leiden door antipapistische gevoelens. Gemakkelijk leidde dat ertoe dat men onterechte vijandbeelden in stand hield en te weinig oog had voor grotere gevaren, zoals het opkomend nationaalsocialisme.
Aanpassing
Het gaat er steeds om een adequaat antwoord te vinden op allerlei actuele vragen. Een antwoord dat gebaseerd is op Gods eeuwig blijvende Woord. Een Schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, brengt uit zijn schat nieuwe en oude dingen voort (Mattheüs 13:52).
Soms moet je veranderen om gelijk te blijven. Maar de ambitie om in rapport met de tijd te komen, leidt er gemakkelijk toe dat men zich steeds meer aanpast aan de tijdgeest. Wat niet meer van deze tijd is, moet dan wijken.
Dat hebben we destijds gezien in de Gereformeerde Kerken en een generatie later in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. De evangelische wereld geeft hetzelfde beeld. Denk maar aan de ontwikkelingsgang van de EO. De reformatorische kring is daar evenmin immuun voor. Populair gezegd: afzakken gaat vanzelf, daar hoef je niets voor te doen.