Financiële sector is nog zoekende in transitie naar gasloos wonen
Ineens richten financiële instellingen zich enorm op de energietransitie. Begrijpelijk, de energietransitie is een immens financieel vraagstuk. Met wisselend succes speelt de sector daarop in.
Er is bijvoorbeeld ruimte om extra te lenen voor investeringen in energie. Denk aan isolatie, energiereductie en het opwekken van energie. Andere stimulansen zijn subsidies, belastingvoordelen en speciale leningen vanuit de overheid of banken.
De huidige regelgeving biedt al veel aan, maar financiële instellingen faciliteren dit nog niet altijd. Soms hebben ze ook nog hun eigen interpretatie van deze regels. Banken buitelen over elkaar heen om zo groen mogelijk te lijken, maar zijn zelf vaak nog zoekend. Dat snap ik.
In mijn gezin hebben wij vorig jaar al gekozen voor gasloos wonen, kort voor de politiek besloot dat Nederland van het aardgas af moet. We moesten toch ons pand compleet renoveren. Een duurzame stap vooruit maken leek ons dus verstandig. Een van de redenen was dat vrijwel zeker de gasprijs zou gaan stijgen, waardoor de terugverdientijd veel korter zou zijn.
Voor ons was de kosten-batenanalyse niet gemakkelijk inzichtelijk te krijgen. Een bureau rekende alles voor ons door. De warmtepomp bleek een energievreter te zijn. Die moet je combineren met zonnepanelen om je energierekening betaalbaar te houden. Ook is goede isolatie nodig.
Om de energierekening betaalbaar te houden, moesten we ook fors investeren in aanverwante zaken. Wij hebben gekozen voor lage-temperatuurverwarming. Het hele leidingsysteem moest vervangen worden. Daarmee kregen we duurdere radiatoren en meer zonnepanelen.
Ik ben benieuwd hoe deze energietransitie bij andere woningen in de bestaande voorraad gaat plaatsvinden. Iemand die een prima huis heeft, moet financieel en technisch forse aanpassingen doen.
Daarnaast zijn er nog andere kwesties, zoals de ruimte die de installatie inneemt. Je hebt namelijk de ruimte van een kleine keuken nodig voor de apparatuur. Die ruimte slokt een deel van het vloeroppervlak op.
Ook zie je dat onze zonnepanelen in de winter weinig opleveren. De warmtepomp piekt juist in de winter in zijn verbruik. Op individueel niveau kun je wel ’s zomers leveren aan het net en ’s winters weer gebruik maken van het stroomnet. Doet echter iedereen dat, dan ontstaan problemen. Stroom opslaan is namelijk nog een enorme uitdaging.
Ook hebben wij een buitenluchtwarmtepomp. En die zoemt. Als ieder huishouden dit soort apparaten aan zijn gevel gaat hangen, dan heb je geluidsvervuiling. Ook in historische kernen zijn buitenluchtwarmtepompen niet fraai. Ik denk dat gemeentes moeten investeren in collectieve systemen waar er bijvoorbeeld warmte aan oppervlaktewater of de bodem wordt onttrokken om te voorkomen dat een complete buurt vol komt te hangen met lelijke, zoemende apparaten.
Verder denk ik dat het stroomverbruik juist omhooggaat. De nieuwe warmtepompen kunnen meestal ook koelen; en wat je hebt ga je vaak ook gebruiken. Uiteindelijk is echte duurzaamheid gedrag aanpassen en gewoon minder energie gebruiken.
De auteur is Master of Financial Planning. Volgende keer schrijft hij over de terugverdientijd van investeringen. Suggesties of vragen? financieel@refdag.nl