Buitenland

Westerse naïviteit over agenda Khomeini was in 1979 snel voorbij

Weinigen in het Westen konden veertig jaar geleden vermoeden dat ayatollah Khomeini een islamistische dictatuur in Iran wilde vestigen. Die naïviteit bleek in 1979 echter van korte duur.

Martin Janssen
25 February 2019 20:17Gewijzigd op 16 November 2020 15:22
Viering veertig jaar revolutie. beeld EPA, Ebadin Taherkenareh
Viering veertig jaar revolutie. beeld EPA, Ebadin Taherkenareh

De eerste dagen van januari 1979 broeide het overal in Iran. De demonstraties tegen sjah Mohammed Reza Pahlavi werden steeds massaler. Het werd duidelijk dat de opstand tegen de sjah gedragen werd door brede segmenten in de Iraanse samenleving. Vooral de communistische Tudehpartij liet van zich horen. Dat verontrustte westerse politici.

Zonder dat er veel media-aandacht aan werd gegeven, kwamen op 4 januari 1979 de politieke leiders van de Verenigde Staten, Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk bij elkaar op het eiland Guadeloupe in de Caribische Zee. De Franse president Valéry Giscard d’Estaing fungeerde als gastheer op deze minitop, waar de onrust in Iran het belangrijkste thema was.

De leiders van deze vier westerse landen kwamen hier tot de conclusie dat de Iraanse sjah niet meer te redden was en dat hij daarom zo snel mogelijk zijn land moest verlaten. Gevreesd werd dat de toenemende chaos in Iran zou kunnen leiden tot een militaire interventie van de Sovjet-Unie. De uitkomst van deze conferentie werd met opmerkzaamheid gevolgd door ayatollah Khomeini, die op dat moment in het Franse Neauphle-le-Château verbleef.

In Guadeloupe werd door het Westen het groene licht gegeven om in Iran de Pahlavidynastie omver te gooien. De heersende opvatting was dat er in Iran een spontane volksrevolutie plaatshad, zonder dat men in de gaten had dat een aantal Iraanse geestelijken deze opstand wilde gebruiken om een islamitische staat te creëren.

De Franse filosoof Michel Foucault dacht indertijd dat de revolutie in Iran „de eerste grote opstand was tegen globale systemen.” De Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties Andrew Young noemde Khomeini „een heilige”, terwijl de Amerikaanse ambassadeur in Teheran een vergelijking maakte tussen Khomeini en Ghandhi.

Veertig jaar na de Iraanse revolutie kan men zich verbazen over deze westerse naïviteit, die echter in zekere zin verklaarbaar was. Uit interviews blijkt namelijk dat Iraanse activisten en intellectuelen die in 1979 de revolutie in hun land steunden, zelf geen flauw idee hadden van de geheime agenda van ayatollah Khomeini.

Abolhasan Bani-Sadr, die nu in ballingschap leeft in Frankrijk, werd in 1980 de eerste president van de nieuwe Iraanse Islamitische Republiek. In de Washington Post verhaalde hij onlangs over de vurige wens van de Iraanse revolutionairen in 1979 om hun land vrijheid en gelijke rechten voor iedereen te geven. Een hoop die al snel verwerd tot desillusie en uiteindelijk pure wanhoop.

Bani-Sadr en zijn organisatie wilden de sjah ten val brengen om diens dictatoriale regime te vervangen door een democratisch systeem dat gebaseerd was op de wil van het volk. Ayatollah Khomeini sloot zich hierbij aan en beloofde dit nieuwe systeem te implementeren na het vertrek van de sjah.

In plaats daarvan zou Khomeini echter „een despotisch systeem creëren via theocratisch bestuur. We weten nu dat hij dit tijdens zijn ballingschap in Parijs reeds had uitgewerkt. Als ik toen had geweten wat ik nu weet, zou ik mijn uiterste best hebben gedaan om Khomeini’s plannen te onthullen”, aldus Bani-Sadr.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer