„Apostel Johannes was in gesprek met Plato”
Het evangelie van Johannes moet in de Grieks-Romeinse context gelezen worden, iets wat tot nu onvoldoende is gedaan, betoogde prof. dr. G. H. van Kooten dinsdag tijdens zijn inaugurele rede aan de universiteit van Cambridge. „Johannes voert een dialoog met Plato.”
Het specialisme van prof. Van Kooten, die zich in Engeland George laat noemen, is het ontstaan van het christendom in de Grieks-Romeinse wereld. In oktober vorig jaar vertrok de hoogleraar van Groningen naar Cambridge, om daar de Lady Margaret’s chair te bezetten, de oudste leerstoel van de universiteit van Cambridge. Dinsdag sprak hij zijn oratie uit. Die vloeit voort uit zijn onderzoek naar het evangelie van Johannes in relatie tot de Griekse filosofie en mythologie.
Onderzoek in verschillende disciplines laat sterke overeenkomsten zien tussen het evangelie van Johannes en Plato’s ”Symposium.” Van Kooten gaat nog een stapje verder en stelt voor het Bijbelboek te lezen als reactie op Plato’s werken ”Symposium”, ”Staat” en dialogen over de laatste dagen van Socrates – werken die allemaal overbekend waren in de eerste eeuw, de tijd waarin Johannes zijn evangelie schreef.
Pas de laatste jaren krijgen de parallellen tussen het Griekse denken en het Johannesevangelie meer aandacht, hoewel de christenhumanist Erasmus hier al oog voor had en deze inzichten verwerkte in zijn interpretatie van het evangelie. Saillant detail: Erasmus was een van de eersten die de Lady Margaret’s chair in Cambridge bezette en tegelijk de laatste Nederlander tot prof. Van Kooten deze post kreeg.
Door het Johannesevangelie te vergelijken met Plato en de Joodse filosoof Philo en te laten zien dat Johannes zijn evangelie voor de Grieken schreef, blijkt volgens Van Kooten dat het Bijbelboek reeds vroeg kan zijn geschreven, een ontdekking die ingaat tegen het zogenoemde liberale ”primitivisme” dat denkt dat vroegchristelijke ontwikkeling verloopt van primitief (vroeg) naar Grieks (laat). Johannes kon aanknopen bij de verwachting van Plato dat opvolgers van zijn leermeester Socrates ook onder de „barbaarse” volken gevonden konden worden, stelt prof. Van Kooten. Plato zag zijn leermeester Socrates als de vleesgeworden liefde. Johannes stemt in met Plato dat goddelijke liefde belichaamd kan worden in een mens, in Socrates, in Christus, als een afdruk van hoe goddelijke liefde werkt.
Johannes daagt Plato zelfs uit door te stellen dat liefde niet alleen een ”halfgod” is, zoals Plato schrijft, maar dat God liefde is (1 Johannes 4:8). Prof. Van Kooten: „God en mens mengen zich wél. En in Christus wordt de liefde van God als een persoon zichtbaar, iets wat Plato ook wel meende, maar wat Johannes nog nadrukkelijker zegt.”
De Bijbeltekst „Dit was het waarachtige Licht, Hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende in de wereld” (Johannes 1:9) zou een reactie zijn op Plato.
Klik hier voor een video van de oratie.