Opinie

Burgerschap stelt vragen aan minderheid en meerderheid

Reformatorische scholen mogen bij burgerschapsonderwijs meer van de mogelijkheden dan van de bedreigingen uitgaan. Tegelijkertijd is het de vraag hoeveel ruimte er is voor diversiteit.

Henk Vermeulen en Hanna Markus
15 February 2019 13:03Gewijzigd op 16 November 2020 15:18
„Reformatorisch scholen bereiden hun leerlingen niet voor op het leven in een reformatorische zuil, maar in een moderne, geseculariseerde en plurale samenleving.”  beeld iStock
„Reformatorisch scholen bereiden hun leerlingen niet voor op het leven in een reformatorische zuil, maar in een moderne, geseculariseerde en plurale samenleving.”  beeld iStock

Voor scholen met een reformatorische identiteit is burgerschap een kans, zo betoogde prof. dr. A. B. Dijkstra (RD 12-2). Dat pleidooi verdient bijval. Wel is het goed om ons te realiseren dat de reformatorische scholen hun leerlingen altijd op een zorgvuldige manier hebben willen voorbereiden op deelname aan de maatschappij. Daarbij was vorming, zoals Dijkstra terecht constateert, een belangrijk aandachtspunt. Juist vanuit een heldere visie kun je een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat.

Verdrongen

De vraag kan echter gesteld worden of het reformatorisch onderwijs ondertussen niet worstelt met die vorming: hoe geven we die gestalte? Ook hier heeft de nadruk op kwalificering de aandacht voor socialisatie en persoonsvorming te veel verdrongen. Daarnaast is er het dualisme dat ons parten speelt en dat het moeilijk maakt om de verbinding te maken tussen de alledaagse schoolwerkelijkheid en de godsdienstige uitgangspunten van de scholen. De hernieuwde aandacht voor burgerschapsvorming is wat ons betreft dan ook een oproep om brede en integrale vorming in het onderwijs weer echt centraal te stellen.

Vormingsruimte

Terecht zegt Dijkstra dat de reformatorische scholen daarvoor een goede uitgangspositie hebben. Een sterke identiteit, overtuigd van het belang van waarden, enzovoort. Het is belangrijk om die waardevolle elementen vast te houden. Ze dragen namelijk bij aan verworteling van docenten en leerlingen in het christelijke gedachtegoed.

Maar nu wordt het voor het reformatorisch onderwijs wel spannend. Juist de docent die onderwijs geeft vanuit een christelijk mens- en maatschappijbeeld zal zich realiseren dat hij zijn visie niet kan opdringen aan zijn leerlingen. In het vormingsproces zal de leerling zelf keuzes moeten maken, zichzelf visies en denkbeelden eigen moeten maken. Leerlingen hebben geen trechtertje op hun hoofd waarin de docent zijn ideeën stopt, om ze een op een over te laten nemen. Hoeveel ruimte is er in het vormingsproces voor gesprek, discussie, ook als de opvattingen echt schuren? Hier past de christelijke docent bescheidenheid over zichzelf, zekerheid over de Bijbelse boodschap, pedagogische wijsheid en het gebed om Gods zegen over zijn werk.

Dijkstra wijst er in zijn bijdrage op dat een nadrukkelijk geprofileerde identiteit soms botst met meerderheidsopvattingen. „Het is dan van belang leerlingen actief te leren omgaan met waardendilemma’s.” We onderschrijven die stelling, mede vanuit de resultaten die onderzoek van Driestar educatief met betrekking tot waardenonderwijs en waardendilemma’s heeft opgeleverd.

Het is echter een karikatuur als de indruk gewekt wordt dat leerlingen op reformatorische scholen worden opgevoed met de gedachte dat er slechts één visie op het ‘goede leven’ bestaat. „Van scholen mag ook worden gevraagd leerlingen actief duidelijk te maken dat er over seksualiteit, seksuele diversiteit en leefwijzen verschillende opvattingen bestaan”, schrijft Dijkstra. Zeker, is onze reactie, en dat doen de reformatorische scholen dan ook. Die scholen moeten zich wel de vraag stellen in hoeverre het in het vormingsproces echt tot ontmoetingen (in welke vorm dan ook) komt met mensen die een andere visie aanhangen.

Beleidsmakers

In die ontmoetingen zijn gelijkwaardigheid, verdraagzaamheid, autonomie en het afwijzen van discriminatie als basiswaarden van de democratische rechtsstaat van belang, zegt Dijkstra. Na de vragen aan het reformatorisch onderwijs stuiten we hier op vragen die het reformatorisch onderwijs kan stellen aan de beleidsmakers. De eerste is: hoe vullen we deze begrippen in? De begrippen een, twee en vier uit deze reeks passen helemaal bij een christelijke visie op mens en maatschappij. Bij autonomie zal een christen stellen dat een mens niet autonoom is, niet zichzelf tot wet, maar zich behoort te richten naar de wet van God. Als er echter mee bedoeld wordt dat iemand niet door andere mensen gedwongen kan worden een bepaald standpunt in te nemen in het maatschappelijk debat, zoals hij ook zelf een ander niet kan dwingen, past autonomie wel bij het christelijk onderwijs. De vraag is dus: als we dezelfde woorden gebruiken, bedoelen we dan ook hetzelfde? Of komt er in deze woorden een verplichte inkleuring mee?

Een andere vraag is: hoeveel ruimte voor diversiteit is er echt binnen de ‘vangrails’ die Dijkstra beschrijft? Zijn bovengenoemd citaat over de seksuele diversiteit gaat namelijk nog verder: „…en dat die ruimte (voor verschillende opvattingen) een groot goed is.” Vanuit een christelijke maatschappijvisie zal dat laatste niet onderschreven worden. De SGP keerde zich in het afgelopen jaar tegen de publieke oproep tot ontrouw met de stelling dat ontrouw meer kapot maakt dan je lief is. Die stelling zal binnen het reformatorisch onderwijs onderschreven worden. Dat betekent geen afwijzing van mensen, maar wel van gedrag dat negatieve gevolgen heeft voor de maatschappij in het algemeen en het leven van betrokkenen in het bijzonder. Onzes inziens past dat binnen de vangrail van de democratische rechtsstaat, maar de felle reacties op christelijke stellingnames in het publieke debat roepen op z’n minst de vraag op naar de echte ruimte voor diversiteit.

Roeping

Reformatorische scholen bereiden hun leerlingen niet voor op het leven in een reformatorische zuil, maar in een moderne, geseculariseerde en plurale samenleving. Het is de roeping van leraren en leerlingen om daar als christen hun plaats in te nemen. Dat vraagt om geïntegreerd christelijk onderwijs, waarin we de thema’s die de overheid voorschrijft echt verbinden met de rijke, christelijke visie. Daarmee onderstrepen wij de kop die boven de bijdrage van Dijkstra stond: burgerschap is opdracht én kans voor de refoschool. De kans om vanuit de eigen identiteit invulling te geven aan het burgerschapsonderwijs. De opdracht, niet alleen van de overheid, maar ook vanwege de roeping van Godswege om christelijke vorming te geven.

Drs. Henk Vermeulen en Hanna Markus MA zijn beiden verbonden als onderwijsadviseurs op het thema identiteit en vorming bij Driestar educatief en schreven een handreiking over burgerschapsonderwijs.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer