Column: Telefoonangst
Het is stil in huis. We zitten aan tafel. De ogen zijn al dicht om te gaan danken nadat we uit de Bijbel hebben gelezen, als opeens een hard geluid klinkt. Telefoon.
Schrik. Voor even. Daarna komt de twijfel. Wat doen we. Opstaan? Of laten gaan? We besluiten tot het laatste. Maar als hij gelijk daarna weer gaat, staat een van ons toch maar op om het gesprek aan te nemen.
Het gaat er nu even niet om wíe er belde. Het gaat me meer om de telefoon an sich. Veel mensen vinden dingen van vroeger per definitie beter. Maar dat de huistelefoon de laatste jaren een stuk minder vaak rinkelt, vind ik persoonlijk een groot pluspunt. Dat doordringende geluid van het apparaat dat elke activiteit in huis afbreekt.
Regelmatig gaat hij precies op het moment dat je op zolder de was staat te doen –en je dus naar beneden moet rennen om nog op tijd te kunnen opnemen–, of net als je in de keuken de aardappels aan het schillen bent – en je dus gauw je handen aan je shirt afdoet, omdat je niet wilt dat de hoorn straks onder de schilderrie zit. Of dus tijdens het Bijbellezen. Of bidden.
Nee, geef mij dan maar WhatsApp, waarmee je op je eigen tijd kunt checken of er berichten zijn. En je pas als het jou uitkomt, hoeft te reageren.
Toch is er ook een andere kant aan het verhaal: 40 procent van jongeren tot een jaar of 30 blijkt volgens een onderzoek van bureau Motivaction telefoonangst te hebben. Ze weten niet goed hoe ze moeten reageren als de telefoon gaat. Simpelweg omdat ze bijna nooit meer bellen.
Nu hoef je daar natuurlijk niet van wakker te liggen. Want er zijn heel veel andere manieren waarop jongeren wél communiceren en waarmee ze zelfs een stuk sneller en handiger zijn dan ouderen. Maar toch. Helemaal niet durven bellen is ook weer zo wat.
Dus probeer ik mijn jongens toch een beetje te trainen in het voeren van telefoongesprekken. En bel ik bewust op momenten dat ik weet dat ze alleen thuis zijn. En ze dus wel moeten opnemen.
„Hoi”, probeer ik dan vrolijk een gesprek te beginnen. „Hoe is het thuis?”
Maar het blijft soms bikkelen in de opvoeding.
Tegenwoordig klinkt het namelijk steevast: „Oh… u weer…”