Economie

De machine voor een hongerige wereld

Het belang van de trekker, sinds de jaren vijftig het symbool van de moderne landbouw, voor de wereldwijde voedselvoorziening valt nauwelijks te overschatten.

Gerard ter Horst, ND
4 February 2019 15:46Gewijzigd op 16 November 2020 15:13

Het wemelt van de geschiedenis-, hobby- en fotoboeken over landbouwtrekkers, maar een wetenschappelijke uitgave, dat is toch wat anders. Het Belgische Centrum Agrarische Geschiedenis waagt het erop met een kleurrijke uitgave. Het centrum belicht de landbouwtrekker op vele manieren, soms vrij origineel.

In het rijtje onwaarschijnlijke hobby’s van deze recensent staat trekkerrijden – al komt het er even weinig van als schaatsen op natuurijs. Af en toe, met wat geluk en als het weer meezit. De ervaring zelf is er niet minder groots om. Wie trekkerrijdt, op de weg of over de akker, voelt zich iemand: zo’n grote machine die precies doet wat je wilt, een machtige ervaring… Toch gaan de herinneringen dieper dan dat: het aardappelrooien in de nazomerzon kent een mystieke kant. Een herfst vol regen en modder waar dagelijks de machinerie in vastloopt en het telkens ‘lostrekken’ eerder verbroedert dan doet wanhopen.

Als er iets blijkt uit de wetenschappelijke studie ”Tractor. Een geschiedenis”, is het de idee dat met die trekker een veel grotere wereld meekomt dan het brok geavanceerde techniek, bedoeld om op een moderne en effectieve manier het land te bewerken. De trekker verbindt, schrijft historica Femke Paulussen, en ze begint –binnen de context van het Belgische landbouwleven– over trekkers voor de carnavalswagen, een dorpsfestival voor oude tractoren of lichtjestochten van trekkers in de winter. ”Kerstruns”, noemt ze die, een recent Belgisch verschijnsel: „Verlichte tractoren trekken in stoet door de straten en brengen licht en verbondenheid in donkere dagen.”

Toch even googelen: waarempel, ook in Nederland bestaan ze. Op Walcheren reed op 28 december voor het eerst zo’n lichtjestocht, veertig boeren deden mee. December is vooral voor de akkerbouwers een rustige maand. Elders in het katholieke zuiden werd al een eerste lichtjestochtlustrum gevierd, met oldtimers – niet zelden zonder cabine. Dat kan een koude bedoening zijn.

Symbolisch

In ”Tractor. Een geschiedenis” wordt al in de inleiding een oud dilemma bij de kop gepakt: zeg je trekker of tractor? In Nederland werd het trekker, onder invloed van de Werkgroep Taalgebruik Landbouwtechniek en de invloedrijke Wageningse agronoom prof. M. F. Visser. In België bleef het Engelse ”tractor” in zwang, en anders het Franse ”tracteur” – alle afgeleid van het Latijnse ”trahere”, dat trekken betekent. De naam tractor op het omslag verraadt dus de Belgische herkomst.

Deze Belgen zijn van het Centrum Agrarische Geschiedenis, verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven, en dat is best symbolisch: de trekker verdrong –ook in Nederland– het befaamde Belgische trekpaard van de akkers en weilanden. Al nam dat meer tijd dan gedacht: de eerste trekker reed in 1904 op een Belgische akker, pas in 1969 kende België meer trekkers dan paarden, 84.000 tegen 81.000. Dat waren in de hoogtijdagen 298.725 paarden geweest, in 1929. En het werden bijna 110.000 trekkers, in 1990. Het omslagpunt lag in België met zijn veelal kleinschalige landbouw iets achter op Nederland en Zwitserland, waar dat in 1965 gebeurde.

De geschiedenis van de trekker beslaat veel meer dan technische innovatie, al vormde die technische basis wel een stuwende kracht. Maar terwijl de technische ontwikkelingen doorgingen, zagen veel boeren er lange tijd weinig in. Het ontwerp was nogal groot en log, en de techniek te onbetrouwbaar, de aanschaf te duur. Twee wereldoorlogen en de grote economische crisis begin jaren dertig vertraagden de ontwikkeling ook.

Toch werd in het interbellum –1918-1939– de basis gelegd voor de trekker die vanaf de jaren vijftig zijn grote doorbraak beleefde. Opnieuw speelde de Amerikaan Henry Ford daar een rol in: na zijn massaproductie van de auto nam hij rond 1920 de Fordsontrekker in productie, een klein en wendbaar model dat door de massale productie minder duur in aanschaf was. Het maakte Ford jarenlang internationaal marktleider. In deze ontwikkeling hadden kleine vernieuwingen een grote impact: de overgang van ijzeren wielen –ongeschikt voor op straat– naar luchtbanden, de ontdekking van de zogeheten driepuntsheffing, waardoor werktuigen gedragen konden worden.

Maar zoals gesteld, het ging bij de trekker niet alleen om techniek. Een trekker werd vaak aan de keukentafel gekocht, het was belangrijk dat ook de boerin –die vaak beter zicht op de financiën had– werd overgehaald. Daar speelden de fabrikanten slim op in: de trekker werd verbeeld als de trots van het bedrijf, als symbool van vooruitgang en als garantie voor de toekomst van het familiebedrijf. En ze lieten intussen niet na te benadrukken hoezeer dat zo gewaardeerde werkpaard rust en voer nodig had, terwijl de ‘paardenkrachten’ (de pk’s, een aanduiding voor vermogen) van een trekker geen kosten maken als het apparaat stilstaat. Dat laatste bleek onzin. Voor de trekker moest niet zelden geleend worden, en lenen voor een trekker die veel stilstaat is niet rendabel. Hoe meer uren hij draaide, hoe beter – dat gold voor de boer en zeker voor de loonwerkers.

Kunst

Het boeiende aan ”Tractor. Een geschiedenis” is de breedte waarmee de trekker wordt benaderd – hoezeer België ook het uitgangspunt is. De auteurs van de bundel, met veel mooie en kleurrijke foto’s van trekkers, tonen meer dan verkoopcijfers en technische ontwikkelingen. Ze laten ontwerpkeuzes zien, analyseren de betekenis van trekkers die de straat op gaan –bij feesten, en soms om te demonstreren tegen lage prijzen of sanerend overheidsbeleid– en er wordt ingezoomd op trekkers als speelgoed, miniatuur en in de kunst.

Kunst? Ja, dat oerbeeld van mechanische techniek duikt sporadisch op in de kunsten. Neem de gelauwerde roman ”Een korte geschiedenis van de tractor in Oekraïne” van de Brits-Oekraïense Marina Lewycka. En in een Belgische kerk is een glas-in-loodraam waar een trekker in is opgenomen. Dat is terecht: de betekenis van de trekker voor de grootschalige voedselproductie na 1945 valt moeilijk te overschatten, schrijven de auteurs. Of zoals Lewycka het haar hoofdpersonage, een 84-jarige ingenieur, laat zeggen: „Het einde van de oorlog was een tijd van buitengewone ontwikkelingen en vooruitgang in de geschiedenis van de tractor, omdat zwaarden opnieuw tot ploegscharen werden omgesmeed en een hongerige wereld erover nadacht hoe zichzelf te voeden. Zoals gevoeglijk bekend, is succesvolle landbouw de enige hoop voor de menselijke soort en daarin is voor tractoren een centrale rol weggelegd.” Zo zou een pastoor het natuurlijk nooit zeggen, maar binnen de technische modus van de ingenieur gedacht heeft hij best een punt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer