Filosoferen over het ware geluk
Titel:
”Wat maakt gelukkig. Hedendaagse filosofische visies”
Auteur: Loes Derksen en Mariëtte Willemsen (red.)
Uitgeverij: Atlas, Amsterdam, 2004
ISBN 90 4501159 x
Pagina’s: 205
Prijs: € 16,50. Wat maakt een mens gelukkig? Over die vraag zijn ongetwijfeld diepgaande beschouwingen te leveren. Ook valt te constateren dat bij de beantwoording daarvan de wegen van de mensheid fundamenteel uiteen gaan.
In de bundel ”Wat maakt gelukkig” stelt een aantal universitaire docenten hedendaagse filosofische visies op dit thema aan de orde. Hoewel de meeste auteurs verbonden zijn aan de VU is van een christelijke invalshoek geen sprake.
Alleen bij Govert Buijs, die de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum behandelt, komt een keer de vraag aan de orde waarom zij met betrekking tot de kwetsbaarheid van het goede niet meer aandacht schenkt aan de christelijke traditie. Daarin neemt immers de zonde een centrale plaats in. Nussbaum ziet in dit verband meer heil in een oriëntatie op de oude Grieken.
De bundel wordt ingeleid door Loes Derksen, die haar best doet om een nadere omschrijving te geven van het begrip geluk. Dat is niet overbodig.
In hoeverre geldt dat een mens pas gelukkig is wanneer aan zijn primaire levensbehoeften is voldaan? Van de Griekse filosoof Diogenes is bekend dat hij wat dat betreft zijn eisen zeer laag stelde. Maar ook in later tijd waren er mensen die een ascetische levenswandel beschouwden als een basis om het geluk te vinden.
Vanaf de Reformatie vindt er -wat Charles Taylor noemt- een democratisering van het geluk plaats. Meer dan voorheen wordt er een verband gelegd tussen geluk en het alledaagse bestaan, zoals dat vorm krijgt in arbeid en gezinsleven. De oude Grieken hechtten daar minder aan. Arbeid was voor hen slaafse arbeid: daar hadden ze hun slaven voor.
In totaal wordt in deze bundel een zevental hedendaagse filosofen besproken, te weten Simone Weil, Simone de Beauvoir, Hannah Arendt, Iris Murdoch, Martha Nussbaum, Luce Irigaray en Judith Butler. Allemaal vrouwen. Betekent dit dat vrouwelijke filosofen zich meer met dit thema bezighouden, of is dit vooral een kwestie van positieve discriminatie? De bundel zelf gaat, opvallend genoeg, aan dit punt voorbij.
Ook al zijn deze filosofen uitgezocht vanwege hun visie op het menselijk geluk, dat betekent niet dat geluk ook het centrale thema is van hun filosoferen. Of ze hanteren wel een heel specifieke visie op het menselijk geluk.
Dat laatste vinden we bijvoorbeeld bij de Duits-Amerikaanse Hannah Arendt. Zij maakt onderscheid tussen drie typen van menselijke activiteiten: arbeiden, werken en handelen. Alleen de laatste kan een mens geluk verschaffen. Menselijk handelen voltrekt zich in de publieke ruimte. Daar laten mensen in een open discussie aan elkaar zien wie zij zijn.
Geluk is bij Hannah Arendt niet het private geluk (zoals welvaart) maar het recht om deel te nemen aan bestuur en regering. Vandaar haar waardering voor de Griekse polis. Slaven deden daar het werk, zodat de burgers zich aan de publieke zaak konden wijden.
Terecht wijst Han van Diest, de schrijver van het hoofdstuk over Hannah Arendt, er op dat op deze manier het begrip geluk wel ver af komt te staan van de gangbare betekenis. Bovendien noemt hij het merkwaardig dat zij nergens kritiek levert op de slavernij bij de oude Grieken. Die maakte immers de grote politieke betrokkenheid van de burgers mogelijk.
Zo zouden uit deze bundel ook andere voorbeelden aan te halen zijn hoe filosofen misschien wel diepzinnige redeneringen weten te bedenken, maar daarbij tot conclusies komen waar men niets mee kan en niets aan heeft. Gedachtegangen en conclusies ook die helaas ver bezijden het spoor van Gods Woord terechtkomen.