„Soms zeggen ze dat ik chocola ben”
Titel:
”Mijn wereld. Levensverhalen van jonge vluchtelingen en Nederlandse kinderen in foto’s, schilderijen en teksten”, samengesteld door Ramon Dekkers en Riëtte Mellink
Uitgeverij: De Verbeelding, Amsterdam, 2004
ISBN 90 74159 69 9
Pagina’s: 96
Prijs: € 15,-. Jana, Susan, Seyed, Roberto en Alexander. Ze zijn geboren in Servië, Irak, Afghanistan, Angola en Liberia. Voor het project ”Mijn wereld” ontmoetten deze vijf kinderen uit een asielzoekerscentrum (azc) gedurende een halfjaar wekelijks vijf Nederlandse leeftijdgenoten. Hun ontmoetingen resulteerden in een kleurrijk boek.
Ramon Dekkers en Riëtte Mellink brachten vijf kinderen van de 8e Montessorischool in Amsterdam, in de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar, in contact met vijf leeftijdgenoten uit het azc Zeeburg, eveneens in de hoofdstad. Doel daarvan was Nederlandse kinderen te laten ervaren „wie een vluchteling nou eigenlijk is.”
Op creatieve wijze gingen de kinderen, onder leiding van onder anderen een fotograaf en een beeldend kunstenaar, met elkaar aan de slag rond de thema’s ”Dit ben ik!”, ”Dit kan ik!” en ”Dit wil ik!” Het eerste deel van het boek geeft een beeld van de producten -foto’s, tekeningen en opstellen- die dat opleverde.
In het tweede deel komen de werkstukken verkleind terug, aangevuld met verhalen van de kinderen. Alle tien geven ze antwoord op een serie standaardvragen. Uit de reacties blijkt dat ze allemaal hun eigen idealen hebben, of ze nu in Nederland of elders in de wereld geboren zijn. De een wil binnenhuisarchitect worden, de ander zangeres, modeontwerpster, grafisch ontwerper, tandarts, voetballer of kok.
Pesten
Op de vraag wat ze het belangrijkst in het leven vinden, antwoorden kinderen uit het azc niet automatisch dat ze een verblijfsvergunning hopen te krijgen. Jana Despotovic, geboren in Servië, vindt het belangrijkst „dat je gezond bent, want als je een huis hebt en je bent heel rijk en je bent ziek en die ziekte gaat er niet af, dan heb je niets meer aan het leven.”
In sommige antwoorden klinkt de achtergrond van de asielzoekerskinderen enigszins door. Susan Hadj, geboren in Irak, heeft bijvoorbeeld een hekel aan oorlog. „Omdat ik niet wil dat ze tegen elkaar vechten, want dan gaan er veel mensen dood die er niets mee te maken hebben.” En als Alexander Sawiea, afkomstig uit Liberia, „de baas zou zijn”, dan zou hij „mensen die hulp nodig hebben hier in het land nemen, omdat het hier veilig is.” De Angolees Roberto Nsilu verlangt naar „vrede in de wereld.”
Zowel Nederlandse als buitenlandse kinderen stellen thema’s zoals plagen en pesten aan de orde, die blijkbaar de leefwereld van elk kind, ongeacht zijn herkomst, raken. Nederlander Koen Fraijman vindt het belangrijk „dat je niet constant gepest wordt.” Robert Nsilu, geboren in Angola, weet wat het is om gepest te worden. „Soms zeggen ze dat ik chocola ben en meestal geef ik dan gewoon geen aandacht; dat heb ik van mijn moeder geleerd.”
Vriendschap
Ook vriendschap is een thema dat verschillende kinderen bezighoudt. „Want in je eentje dingen doen is soms wel leuk maar het is leuker om iets samen te doen en dan maak je samen hetzelfde mee”, zegt Lisa Appels. En Dido Drachman „vindt het belangrijkste in het leven de vriendschap die je met elkaar kunt voelen en de dingen die je samen kunt doen.”
Alexander Sawiea schrijft in een opstel dat hij zich op zondagochtend klaarmaakt om naar de kerk te gaan. Verder komen onderwerpen als geloof en kerk niet ter sprake. Dat laat onverlet dat ”Mijn wereld” een interessant beeld geeft van „tien kinderen met zes nationaliteiten die opgroeien in een West-Europese stad waar de diversiteit bloeit.”
Het thema geloof kan nadrukkelijker aan de orde komen als een christelijke school leerlingen voor een vergelijkbaar project met asielzoekerskinderen in contact zou brengen. Die mogelijkheid bestaat, want bij ”Mijn wereld” verschenen een lesbrief en een draaiboek die gebruikt kunnen worden voor de groepen 7 en 8 van het basisonderwijs. „Omdat nog veel meer kinderen een eigen verhaal hebben.”