Economie

Wat een luxe voor de minister: geld lenen en geld toe krijgen

Het zijn plezierige tijden voor de minister van Financiën. Hij hoeft geen pijnlijke bezuinigingsmaatregelen te treffen en als hij als penningmeester van het land geld leent, krijgt hij geld toe.

Arie de Rooij
26 January 2019 09:35Gewijzigd op 16 November 2020 15:09
Minister van Financiën Wopke Hoekstra. beeld ANP, Bart Maat
Minister van Financiën Wopke Hoekstra. beeld ANP, Bart Maat

Op rentegebied leven we in bijzondere omstandigheden. Spaarders kunnen erover meepraten. Hun tegoed bij de bank levert nagenoeg niks op, in reële termen –als je de inflatie meetelt– boeren zij zelfs achteruit. Maar laten we de situatie ook eens bekijken vanuit de invalshoek van de overheid. En daarbij dienen we te bedenken: als we over het publieke huishoudboekje praten, hebben we het indirect ook over onze eigen portemonnee. De hoogte van de belastingen hangt immers nauw samen met de positie van de schatkist.

We torsen met z’n allen, als gevolg van tekorten in het verleden, een overheidsschuld mee van zo’n 400 miljard euro. Bij een bevolking van ongeveer 17 miljoen mensen, betekent dat grofweg 23.500 euro per persoon, voor een gezin met twee kinderen opgeteld dus bijna een ton.

Maar er is goed nieuws: die last wordt geleidelijk aan wat lichter. We hebben namelijk in Nederland –met dank aan de florerende economie– al enkele jaren op rij een overschot op de rijksbegroting. De totale schuld komt in 2019, voor het eerst sinds 2007, uit onder de 50 procent van het bruto binnenlands product (bbp).

Minister Wopke Hoekstra doet een minder fors beroep op beleggers. Het agentschap dat voor hem de transacties op de markt regelt, raamt de behoefte voor de lopende twaalf maanden op 42,6 miljard euro. Er is weliswaar geen tekort, maar de overheid heeft wel geld nodig om oude obligaties af te lossen. De eerste hap zit al in de knip. Eerder deze maand haalde de staat 1,5 miljard op door heropening van een lening uit 2013 die in 2023 wordt terugbetaald.

Daar hangt een couponrente aan van 1,75 procent. Voor nu is dat belachelijk hoog, maar dat percentage paste bij de situatie rond de uitgifte, vijf jaar terug. Kopers moesten voor de nieuwe stukken wel 109 euro neertellen om in 2023 de nominale waarde van 100 euro retour te ontvangen. Dat correspondeert voor hen met een negatief rendement van 0,28 procent. Omgekeerd: kassa voor de minister, hij krijgt geld toe. Wat een luxe.

De tienjaarsrente schommelt momenteel rond 0,35 procent. Je zou verwachten dat die door het stoppen van het opkoopprogramma van de ECB omhoog gaat (minder vraag naar obligaties, dus dalende koersen en, tegengesteld daaraan, stijgende rente). Maar hij is in de voorbije maanden juist gezakt. Onrust op de aandelenmarkten dreef beleggers naar schuldtitels van veilige landen en stimuleerde de vraag. De vijfjaars- en tweejaarsrente liggen nabij min 0,3 en min 0,6 procent. In 2011 bedroegen de renteuitgaven van het Rijk 10 miljard euro, in 2019 zal dat 5,5 miljard zijn.

Concluderend: financieel gezien is lenen vandaag de dag helemaal niet onaantrekkelijk. Toch is het verstandig dat de minister werkt aan schuldvermindering. Hoe vaak klinkt niet de waarschuwing dat de enorme schuldenberg in de wereld het risico op een volgende crisis vergroot. Bovendien, de economie zakt vast weer een keer in. Nu sparen en de schuld beperken, geeft dan meer armslag om tegengas te bieden en niet meteen zwaar te hoeven bezuinigen. Een goede beheerder van ’s lands financiën betracht juist ook bij gunstig tij zuinigheid.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer