Column: God is liefde, liefde is god
Afgelopen vrijdagavond stonden er zo’n 75 mensen buiten op straat bij het SGP-kantoor in Rotterdam. Ze protesteerden tegen de vermeende homofobie van SGP-leider Kees van der Staaij. Allerlei leuzen over respect, liefde, tolerantie en seksuele diversiteit werden op het plaveisel uitgekreten. Ze werden opgefleurd met regenbogen. Helaas werd de bonte collectie stoepkrijtleuzen ontsierd door schuttingtaal en schunnige afbeeldingen. Haattaal in naam van de liefde. Een onmogelijke mogelijkheid.
Eén leus bleef meteen haken: ”God is Love & Love is God”. „God is liefde.” Dat staat in de Bijbel, en wel in 1 Johannes 4:16. God is liefde; dat is helemaal waar. Maar het zinnetje dat meteen erop volgt, ”Liefde is god”, keert die waarheid fluks om in een flagrante leugen. Deze dubbelzinnigheid raake mij diep, omdat zij de essentie van het probleem laat zien. Door de massale ophef was die haast ondergesneeuwd.
Als het gaat over liefde, zijn ook (orthodoxe) christenen zeker niet vrij van problemen. Kerken maken fouten, van seksueel misbruik tot botte afwijzing van mensen. Reformatorische gelovigen hebben ook hun vragen, huwelijksproblemen en worstelingen. In onze samenleving spelen intense kwesties over liefde. Deze gaan niet aan de gereformeerde gezindte voorbij.
Het is niet overdreven om te stellen dat in onze cultuur een vertekend beeld van de liefde domineert. Wat bedoel ik hiermee?
In de eerste plaats: liefde is een veel rijker begrip en kent meer lagen dan de romantische liefde waartoe zij vaak wordt gereduceerd. Om hiervan een indruk te krijgen, moeten we terug naar de bronnen van onze cultuur. Het Oudgrieks kent vier woorden voor liefde. In zijn befaamde boekje ”The Four Loves” onderscheidt C. S. Lewis deze van laag naar hoog als volgt: genegenheid (storgè), vriendschap (philia), huwelijksliefde (eros) en belangeloos gevende liefde (agapè). De lagere en hogere uitingsvormen hebben elkaar over en weer nodig om niet te ontsporen.
Lewis: „Elke menselijke liefde heeft op haar toppunt de neiging voor zichzelf goddelijk gezag op te eisen. Haar stem neigt ertoe te klinken als sprak ze de wil van God zelf. Ze zegt ons niet te vragen wat het kost, ze eist een totale overgave, (…) ze wil doen geloven dat alles wat we oprecht ‘uit liefde’ doen daarmee ook wettig is en zelfs verdienstelijk.” Voorbeelden? Denk aan moeders die van hun gezin een afgod maken en zichzelf volledig wegcijferen en opofferen voor hun man en kinderen. Of aan nationalisten die hun vaderland als god vereren. Onvoorwaardelijke trouw komt alleen aan God toe. Vlijmscherp schrijft Lewis dat liefde „een duivel wordt zodra zij een god begint te worden”.
In de tweede plaats staat aardse liefde niet op zichzelf. Zij heeft een verwijzend karakter. Niet voor niets kunnen mensen er hoog van opgeven. Lewis betoogt dat wat mensen voelen en ervaren, duidt op een besef van het hogere, goede en schone dat God in hun ziel heeft gelegd. God is immers de Bron van liefde.
Autonome liefde lijkt op een roos die is losgesneden van haar wortel. Zij zal niet lang bloeien, maar verwelken. Vandaar dat het verzet tegen het instituut huwelijk (vooral vanaf de jaren 60) heeft geleid tot vervorming en zelfs verkering van de liefde in haar tegendeel. Het opheffen van taboes en het propageren van de ‘vrije liefde’ brachten geen vermindering van pornografie of betere beheersing van seksuele driften. #Metoo spreekt boekdelen. De verhaspeling van lust en liefde maakt de verwarring alleen maar groter.
Christenen moeten zich niet laten wijsmaken dat de Bijbelse geboden de rijkdom van de liefde, het geluk en de vreugde van mensen beperken. Integendeel. Wie God liefheeft, mag er volledig op vertrouwen dat Zijn leefregels het welzijn van mensen beogen. Ook als liefde offers vergt of met lijden gepaard gaat. Gód is liefde. Dat blijkt volkomen ondubbelzinnig uit de overgave van Zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, in de dood door kruisiging. Daarom demoniseren wij onze politieke tegenstanders niet, maar bidden we voor hun welzijn en zaligheid. Want net als wij en ieder ander mens hebben zij verzoening met God door Christus nodig.
De auteur is directeur van de Guido de Brès-Stichting, het wetenschappelijk instituut voor de SGP.