Hindoeïsme: meer dan een cultuur
Enkele maanden geleden dronk ik een kopje koffie met mijn kleermaker in Hyderabad. Ik ken hem al meer dan 25 jaar en elke keer als in ik India ben, bezoek ik zijn zaak om het een of ander aan te schaffen. Ik laat me graag door hem ‘in het pak naaien’.
Hij is een bijzonder vriendelijke man, zoals de meesten van zijn landgenoten, vol belangstelling voor het wel en wee van zijn gast. Hij weet dat ik predikant ben, en zo af en toe voorga in een van de vele christelijke kerken die de miljoenenstad telt. Zelf is hij hindoe, maar zeker niet van het fundamentalistische soort dat de laatste jaren in veel Indiase deelstaten tot felle vervolging van christelijke kerken en voorgangers aanzet. Hij spreekt met respect over christenen en ziet Jezus Christus als een inspirerend voorbeeld, ook voor hindoes.
Hij deed mij denken aan tientallen jaren geleden, toen het geen enkel probleem leek te zijn dat Indiërs die zelf geen christen waren, met eerbied aanwezig waren in een christelijke eredienst. Ik herinner me zelfs een arts, een hindoe, die in dienst was van een christelijke hulpverleningsorganisatie, en die bij zijn bezoek in Nederland gewoon meeging naar de kerk en bij een zangdienst voor Woord en Daad zelfs probeerde mee te zingen met een internationaal bekend lied.
Als je ouder wordt, gaan herinneringen steeds meer leven. Ik kon er met mijn Indiase vriend zonder problemen over spreken dat ik met weemoed aan die tijd terugdacht, toen de verdraagzaamheid van de grote meerderheid van de hindoes voor de christenen –in tegenstelling tot de moslims– eenvoudig leek te behoren tot de wellevendheid van een gastvrij volk. Ook hij verafschuwde het fundamentalisme van de laatste jaren, waar zo veel christenen het slachtoffer van worden. Kerken worden verbrand, voorgangers gedood. Niet voor niets is er zelfs een hulpactie nodig voor vervolgde christenen in India.
Maar toch zag ik het verkeerd, zo vond mijn vriend, als ik het hindoeïsme als een godsdienst zag die steeds radicaler aan het worden was. Hindoeïsme is eigenlijk geen godsdienst, maar de cultuur van India. Voor hem is dat geen probleem, hij is een zakenman die zich met belangstelling oriënteert op de westerse wereld. Zijn partij is de Congrespartij van Gandhi en niet de fundamentalistische BJP, die aan de macht is. Toch was zijn gedachte: laat iedereen, welke religie hij ook heeft, respect hebben voor de cultuur van India, en als dat gebeurt, is er geen probleem met de diversiteit van religies.
Mijn pak was klaar, en ik moest weer gaan, maar daar zou ik met hem graag nog over hebben doorgesproken. Want zit daar niet het probleem? Als een echte Indiër per definitie een hindoe is –al is het alleen cultureel–, hoe gaat het dan als die ‘cultuur’ steeds meer een fundamentalistische religie lijkt te zijn? Juist omdat het aantal christenen in India zo sterk groeit, wordt daarom het hindoeïsme niet steeds meer beducht voor en vijandig naar elke on-Indiase godsdienst?
Fascinatie
Dat deze vraag niet van vandaag of gisteren is, wordt duidelijk in een boeiend boek dat onlangs verscheen. Het is geschreven door dr. Jan Peter Schouten, emeritus predikant van de Protestantse Kerk in Nederland, en heeft als titel: ”Aangenaam kennis te maken. De ontmoeting van Europeanen met het hindoeïsme in India”.
De schrijver geeft indrukken van de fascinatie die westerse ontdekkings- en handelsreizigers de eeuwen door hebben ervaren in de kennismaking met de nieuwe wereld die India was. Men kende uiteraard de godsdienst van de moslims, als een contrareligie van het westerse christendom. Maar wat moest men denken van het hindoeïsme, waarmee men kennismaakte via de handelsposten aan de kusten van het grootste schiereiland? Een vreemde religie, met bizarre wonderlijke uitingen, maar soms ook met verrassende inzichten en overtuigingen die niet eens zo heel ver van de christelijke verwijderd leken. Vooral de kennismaking met de hoogste kaste, die van de brahmanen, gaf de verrassing dat het hier niet ging om ‘heidense wilden’ maar om ontwikkelde denkers, die er een moraal op na leken te houden die aardig in de buurt kwam van de christelijke.
Kortom, er was alle aanleiding voor geestelijken en ontdekkingsreizigers om te proberen door te dringen tot de kern van deze bijzondere religie. Handelaren waren daar niet direct zo van gediend, maar monniken en predikanten des te meer. Men probeerde zich de heilige taal eigen te maken, en met de hoogst ontwikkelde gesprekspartners tot een dialoog te komen. Uiteraard was er daarbij geen twijfel dat de superioriteit van het christelijk geloof boven alles vaststond. Maar zouden ze daar deze wellevende Indiërs niet makkelijker van kunnen overtuigen dan bij andere culturen en religies het geval was? Hoe ‘aangenaam’ was de kennismaking voor beide zijden?
Schouten geeft in een negental hoofdstukken diverse voorbeelden van deze kennismaking. Hij begint met Marco Polo en de franciscaanse monniken. Het tweede hoofdstuk gaat over de Portugezen, bij wie de Nederlander Jan Huygen van Linschoten in dienst was. Deze schreef als een van de eersten over het leven op het Indiase subcontinent. Hij dacht onder meer dat het geloof van de hindoes, ondanks de vele goden, ten diepste toch ook monotheïstisch was.
In het derde hoofdstuk komen we Roberto de Nobili tegen en andere jezuïeten, die probeerden door te dringen met de boodschap van het Evangelie tot de Indiase ziel door zelf als Indiërs te gaan leven. De Nobili werd daarmee verdacht van aanpassing en syncretisme.
Missionair
Het vierde hoofdstuk geeft een interessant overzicht van wat twee goed gereformeerde Nederlandse predikanten uit de zeventiende eeuw, in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), Rogerius en Baldaeus, aan beschrijvingen hebben gegeven van de Indiase samenleving en godsdienst. Hun boeken werden in Europa vertaald en zijn van grote invloed geweest op anderen. De titel van Rogerius’ boek is veelzeggend: ”De Open-deure tot het verborghen heydendom”. Het missionaire verlangen ontbrak niet bij de culturele belangstelling.
Dat gold zeker ook voor Bartholomäus Ziegenbalg, aan wie een volgend hoofdstuk is gewijd. Deze Duitse zendeling uit de Hallese traditie van August Hermann Francke ging met een collega aan het werk in het Deense gebied Tranquebar aan de Indiase oostkust, waar ze eigenlijk niet welkom waren. De Europeanen leefden volgens de puriteinse Indiërs maar weinig rein en zuiver. Deze kritiek werd door de piëtisten met hun heiligheidsstreven gedeeld en zal de zendelingen bij soldaten en handelaren weinig populair hebben gemaakt.
Vervolgens ontmoeten we in dit boek Abbé Dubois, die rond het begin van de negentiende eeuw als hindoe onder de hindoes de christelijke boodschap probeerde te brengen, in aansluiting bij de religie van de hindoes. Hij geloofde dat de tijd zou komen „dat de standaard van het kruis zal stralen op de tempels van India.” Echter, de brahmanen hielden met hun monsterlijke moraal tegen dat het volk van India tot bekering kwam, zo was uiteindelijk zijn ontgoochelende ervaring.
De laatste drie hoofdstukken gaan over de Engelse bestuursambtenaar John Muir, die de vader werd van de wetenschappelijke indologie, over de reisverslagen van Engelse reizigers die in de tijd van het Britse Rijk verslag deden en de zendelingen van de Basler Mission in Zuid-India.
Raadselachtig
Het geheel wordt afgesloten door een nabeschouwing met de volgende conclusie: „Op velerlei wijze is het gesprek tussen hindoes en christenen gevoerd, zowel in India als in andere landen. Maar de dialoog was nooit mogelijk geweest zonder de geschiedenis die in dit boek is beschreven: een kennismaking van eeuwen, waarbij Europeanen langzaamaan vertrouwd werden met een cultuur en een religie die zozeer anders was dan de hunne maar hen altijd fascineerde.”
Het hindoeïsme is meer dan de cultuur van de boeiende en raadselachtige wereld die India is. Bij alle verrassingen die de ontmoeting met hindoes met zich mee kan brengen, blijft er ook voor deze wonderlijke wereld maar één Evangelie: dat van Christus Jezus en Die gekruisigd en opgestaan. Niet vele wijzen en edelen, maar juist de mensen van de onderklasse leren dit verstaan tot hun zaligheid. Het is daarom begrijpelijk dat die hindoes die hun ‘bedreigde’ cultuur met religieuze macht overeind willen houden, steeds onverdraagzamer worden ten aanzien van christenen. In die zin is de toename van de christenvervolging bij alle zorg en pijn ook een verrassend teken van de groei van Christus’ Koninkrijk.
Aangenaam kennis te maken. De ontmoeting van Europeanen met het hindoeïsme in India, Jan Peter Schouten; uitg. Damon; 232 blz.; € 19,90.