Kerk & religie

Liefdeswerk

Psalm 122:6

Abraham Scultetus
17 January 2019 08:30Gewijzigd op 16 November 2020 15:05

„Bidt om de vrede voor Jeruzalem; wél moeten zij varen, die u beminnen.”

Verblijdend is het wanneer in de huizen de godzaligheid noodzakelijk met de liefelijke band der eenheid verknocht is. Ik zeg noodzakelijk, want de ware en oprechte religie zal, waar zij hersteld wordt opnieuw gaan bloeien. Dat leert de psalmist als hij zegt: „Waarheen de stammen opgaan, de stammen des Heeren, tot de getuigenis Israëls, om den Naam des Heeren te danken.” Omdat het God de Heere beliefd had te Jeruzalem voor zijn kerk een plaats op te richten, zo kwam iedereen tot de ark der getuigenis, die hier genoemd wordt de getuigenis der Israëlieten, om de levende God te aanbidden, te loven, en groot te maken.

Heel anders ging het ten tijde van Saul, toen mensen aan het roer van de republiek zaten die atheïsten waren, die met alle religie de spot dreven, die de oprechte dienstknecht van God, David, beschimpten en vanwege de godsdienstige verwarring op vuil gewin uit waren. Terwijl de koninklijke profeet over deze staat van de Israëlitische kerk jammert, gaat hij vrijmoedig tot God: „Sta op, Heere in Uw toorn! Verhef U over de grimmigheid van mijn vijanden en help mij weer in het ambt dat Gij mij bevolen hebt.”

Abraham Scultetus, hoogleraar in Heidelberg

(”Preek op de Synode van Dordrecht”, 1619)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer