Diploma door ervaring
Als je werkt, leer je meer dan op school. Dat is de gedachte achter EVC. Daarbij worden opgedane ervaringen omgezet in een soort diploma. Steeds meer zijinstromers en doorgroeiers kiezen hiervoor om aan de juiste papieren te komen.
De kennis en vaardigheden die iemand in de loop van zijn leven opdoet, worden niet beloond met een diploma. Bij EVC is dat wel het geval. De letters EVC staan voor Erkenning van Verworven Competenties. Wie een EVC-procedure doorloopt (zie het kader ”Bevoegd zonder opleiding” voor een praktijkvoorbeeld), krijgt dus zwart op wit een erkenning van de ervaringen die hij in zijn werk, maar ook in bijvoorbeeld de kerkenraad of het bestuur van een zangvereniging heeft opgedaan. Zo’n papiertje heet ook wel een ervaringscertificaat.
Wat heb je aan zo’n certificaat? Sinds een aantal jaren best veel. EVC groeit hard. In steeds meer beroepsgroepen is een ervaringscertificaat evenveel waard als een diploma. „Tot twee jaar terug alleen in kleine delen van de jeugdzorg en de gehandicaptenzorg, maar nu voor grote delen van de bouwsector, het onderwijs en de zorg. En er komen snel meer sectoren bij”, weet Klaas Hoeksema (65). Hij is directeur van Vigor, een van de grootste bedrijven die EVC-procedures uitvoeren en dus ervaringscertificaten uitreiken.
Met name basisschooldirecteuren hebben de laatste tijd veel gebruikgemaakt van EVC. „In de laatste twee jaar zijn er zo’n 300 schoolleiders benoemd op basis van een bij ons behaald ervaringscertificaat”, schat Hoeksema. In de twee jaar daarvoor waren dat er drie keer zo weinig. De groei is goed te verklaren. Schooldirecteuren waren bij wet verplicht vanaf 1 januari 2018 ingeschreven te staan in het schoolleidersregister. En daar hadden ze een diploma of EVC voor nodig.
Dat EVC ook in andere sectoren groeit, is het gevolg van de toenemende krapte op de arbeidsmarkt, legt Hoeksema uit. „Daardoor moeten alle beschikbare werknemers maximaal ingezet worden. Een onderwijsassistente die eigenlijk al prima als volwaardig juf aan de slag kan, heeft de juiste papieren nodig om bevoegd voor de klas te staan. In plaats van een kostbare, langdurige opleiding is ze sneller en goedkoper af met een EVC.”
Implementeren
Sinds 2006 is het bij wet toegestaan om via een EVC-traject je diploma te halen. Toen werd het eerste EVC-convenant gesloten door de ministeries van Onderwijs, Sociale Zaken en Economische Zzaken, en door de Stichting van de Arbeid, een overlegorgaan bestaande uit de grote vakbonden en werkgeversorganisaties.
Minister Ingrid van Engelshoven (Onderwijs) stuurde twee maanden geleden een brief aan de Tweede Kamer waaruit blijkt dat ze positief is over EVC. „Het is onnodig om tijd te besteden aan het leren van kennis en vaardigheden die je eigenlijk al beheerst.” Verder wil EVC in het onderwijs implementeren. „Volwassenen moeten in de nabije toekomst bij alle mbo- en hbo-instellingen terechtkunnen voor de erkenning van werkervaring en verkorting van de opleiding.”
Uit de brief blijkt overigens dat ze EVC vooral als middel ziet om studenten vrijstellingen te verlenen. Over het gelijkwaardig stellen van een ervaringscertificaat aan een diploma rept ze niet. „De minister ziet vooral diploma’s als wettige vakbekwaamheidsbewijzen, terwijl je met een EVC in de praktijk hebt aangetoond over de nodige competenties te beschikken. Dat is toch meer waard dan een startkwalificatie?” reageert Hoeksema.
In het EVC-convenant –dat in 2012 en 2016 een herziening kreeg– staan ook afspraken over het toezicht op EVC-centra. „Ik denk wij het strengst gecontroleerde bedrijf in Nederland zijn”, lacht Hoeksema. Behalve het toezicht vanuit de overheid is er het Nationaal Kenniscentrum EVC, dat de kwaliteit van de vakbekwaamheidsbewijzen controleert. Alleen certificaten die daar worden geregistreerd zijn geldig.
Gastouders
Strenge controle is nodig, bleek in 2008. Toen was het crisis in EVC-land. Er was nog geen kwaliteitscode voor EVC-centra, dus iedereen kon een eigen bureau beginnen. Toen de overheid een subsidieregeling voor gastouders startte, ging het mis, vertelt Hoeksema. „Gastouders –opa’s en oma’s bijvoorbeeld– die op hun kleinkind pasten, konden daar geld mee verdienen. Ze moesten wel eerst aan tonen daar bekwaam in te zijn. Velen schakelden een EVC-centrum in. Door de groeiende vraag schoten malafide bureautjes als paddenstoelen uit de grond. Maar EVC is daar nooit voor bedoeld; wij zijn er om het bedrijfsleven te helpen. In die tijd zijn er dus veel ondeugdelijke trajecten uitgevoerd. Dat deed het imago van EVC geen goed.”
Om de crisis een halt toe te roepen, werd er een landelijke kwaliteitscode in het leven geroepen, waaraan alle EVC-aanbieders moeten voldoen. Veel halfbakken centra gingen ten onder.
Bevoegd zonder opleiding
Klop, klop. „Ja-ah!” De deur van de directeurskamer gaat open. In de opening staat een jongen van zo’n 10 jaar, voetbal in de hand. „Meneer, mag ik deze oppompen?” Glimlachend knikt Peter Verheul (48). De leerling loopt naar een kast, pakt er een ballenpompje uit en begint te pompen. „Dit werk is zo veelzijdig”, lacht de directeur, die nu ruim drie jaar hoofd is van de Ds. A. van Stuijvenbergschool in zijn woonplaats Nunspeet.
Verheul begint zijn loopbaan als lasser en tekenaar in een machinefabriek. Later wordt hij er werkvoorbereider en projectleider. Na acht jaar combineert hij die baan met het natuurkundedocentschap op Driestar hogeschool. De onderwijswereld bevalt zo goed dat Verheul een jaar later fulltime als docent op de Jacobus Fruytier scholengemeenschap aan de slag gaat. Daarnaast maakt de Nunspeter zich verdienstelijk als coördinator, vakgroepleider en is hij als beleidsmedewerker verantwoordelijk voor de kwaliteitszorg.
Verheul is in die tijd bestuurslid van de Vereniging tot het verstrekken van basisonderwijs op gereformeerde grondslag te Nunspeet. Twee scholen vallen onder deze vereniging, die uitgaat van de gereformeerde gemeente: de Ds. C. de Ridderschool en de Ds. A. van Stuijvenbergschool. Op laatstgenoemde ontstaat begin 2015 een vacature voor de directeursfunctie. „De functie trok me. Tijdens de meivakantie stond ik ‘toevallig’ op dezelfde camping als de vertrekkend directeur. We spraken elkaar uitgebreid.” Eenmaal thuis solliciteert Verheul en wordt aangenomen.
Op 1 oktober 2015 treedt de nieuwe directeur aan. „In vier avonden praatte mijn voorganger mij bij. Daarna kreeg ik de scepter in handen gedrukt. Dat was onwennig. Wat moet je die eerste dagen doen? Ik had geen idee of de lesmethoden wel goed waren en of de kinderen wel op peil presteerden. Maar je gaat aan de slag en probeert naar eigen inzicht het goede te doen.”
Hoewel het toen nog niet verplicht was, wilde Verheul zich graag laten registeren in het Schoolleidersregister PO. Wie daarin staat, heeft aangetoond een bekwaam basisschooldirecteur te zijn.
Hoe belandt een beginnende bovenmeester in het register? Met een vakbekwaamheidsbewijs. Dat kan hij krijgen door bijvoorbeeld een tweejarige opleiding te volgen, een assessment –een goedkope stoomcursus– te doen of door ”informeel te leren”. Bij de laatste optie moet een schoolleider bijvoorbeeld vakliteratuur lezen en congressen bezoeken. Op een zelfgekozen moment test een beoordelaar van het schoolleidersregister of hij genoeg geleerd heeft. „Dat leek me een weinig gedegen manier”, vertelt Verheul. „Een assessment van één dag leek me ook niets voor mij. Dat is meer voor directeuren die al jaren in het vak zitten. En de eerste optie leek me tijdrovend en duur. Bij een van de bekendste opleiders betaal je zo’n 6000 euro per jaar.”
„Ik had besloten nog even niets te doen, toen mijn achterbuurman belde”, vertelt Verheul verder. „Hem was ter ore gekomen dat ik als schooldirecteur mijn brood ging verdienen. „Is EVC niet wat voor je?” vroeg hij. Wat wil het geval? Mijn buurman komt uit de onderwijswereld en beoordeelt nu schoolleiders, als assessor bij EVC Centrum Vigor.”
Verheul besluit aan boord van de EVC-boot te stappen. Op 4 april 2016 vindt er een intakegesprek plaats, wederom met de achterbuurman. „Op een uiterst zorgvuldige manier ging hij mijn hele geschiedenis langs. Welke opleidingen ik had gevolgd, hoe mijn loopbaan er tot dan toe uitzag, of ik vrijwilligerswerk deed. Dat soort vragen werden gesteld. Zo kon hij een uitgebreid cv opstellen. Daarna vertelde hij welke bewijsstukken er nodig waren om aan te tonen dat ik de competenties bezit die nodig zijn voor een schoolleider.”
Na het gesprek stelt de directeur –die inmiddels ruim een halfjaar aan het roer van ‘zijn’ school staat– een portfolio samen. Het bestaat vooral uit diploma’s en certificaten. Maar ook door Verheul opgestelde rapporten over de kwaliteit van het onderwijs op de Fruytier belanden in de map. „Ik stuurde het boekwerk op naar Vigor. Zij bestudeerden dat, zodat ze goed voorbereid waren op het echte onderzoek.”
Dat volgt zes weken na de intake. Twee assessoren bezoeken de Van Stuijvenbergschool voor een langdurig diepte-interview. De een komt uit het onderwijs en kijkt of Verheul goed bij het basisonderwijs past, de ander kijkt naar beroepsoverstijgende competenties, zoals leiderschap. De onderzoekers bevragen ook iemand van het schoolbestuur en een teamleider over het functioneren van Verheul. „Behalve het intakegesprek is dat de enige keer dat je met mensen van Vigor praat. De rest van het voorwerk en onderzoek doen zij op kantoor.”
Ruim een maand later ontvangt Verheul het felbegeerde ervaringscertificaat. Hij blijkt op alle terreinen voldoende en op veel punten ruim voldoende of goed te scoren. „Dat was onverwacht. Ik dacht dat bepaalde zaken, wat betreft het leidinggeven bijvoorbeeld, nog wel wat onder de maat zouden zijn. Op die punten zou ik me dan laten bijspijkeren.”
Extra scholing blijkt dus niet nodig te zijn en Verheul kan zich in het schoolleidersregister laten inschrijven. „Zo kon ik me volledig richten op mijn dagelijkse werk voor onze Nunspeetse kinderen; het werk dat ik met veel vreugde doe.”