Ook een jutter moet zich aan de regels houden
Het is spannend, het brengt opwinding met zich mee en er hangt een zweem van onschuld omheen: strandjutten. Wat is er nou mooier dan met een flinke zeewind om de oren over het strand te struinen, op zoek naar aangespoelde schatten?
Op de Waddeneilanden sloeg de jutterskoorts woensdag toe toen bekend werd dat een groot schip in de Noordzee boven het Duitse eiland Borkum zeker 270 containers had verloren.
De vracht bestaat onder meer uit stoelen van IKEA, kleren, speelgoed, beeldschermen en volgens de autoriteiten ook gevaarlijke stoffen.
Veel containers drijven nog in zee, andere sloegen stuk in de branding van Vlieland en Terschelling, waarna de golven de spullen de stranden op joegen.
En dan gaat het bloed sneller stromen en is het tijd om te gaan jutten. Voor het juttersvak hoef je niet gestudeerd te hebben, al blijkt de ene jutter wel slimmer en kundiger te zijn dan de andere bij het zich toe-eigenen van verloren lading.
Toch wringt de schoen. Want eerlijk gevonden betekent nog niet dat er dan automatisch een eigendomsrecht geldt. De Wet op de strandvonderij en de Wrakkenwet zeggen heel duidelijk dat aangespoelde spullen moeten worden aangegeven bij de strandvonder –meestal de burgemeester– of bij de politie.
Die regels zijn er niet voor niets. Verloren waar heeft een eigenaar of –in het geval van handelsgoederen– in ieder geval een verzekeringsmaatschappij die recht heeft op de spullen.
Daar komt bij dat er over geïmporteerde goederen veelal belasting moet worden betaald. Om over veiligheidsrisico’s nog maar te zwijgen; niet iedere eilander is in staat gevaarlijke stoffen te herkennen, laat staan daarmee om te gaan.
Op de Waddeneilanden wordt nu massaal gejut. Toegegeven, veel aangespoelde spullen zijn zodanig aangetast door het zeewater dat het stempel afval er subiet op kan worden gezet. Maar zelfs dan zegt de wet: aangeven bij de strandvonder.
Dat gebeurt bepaald niet op grote schaal. De praktijk van alledag is ook weerbarstig. De burgemeester van Vlieland zegt ronduit „pragmatisch” met het jutten om te gaan, omdat handhaving van de wet onhaalbaar is. De kosten van het controleren van alle jutters zouden te hoog oplopen.
Ook voor het milieu is het beter dat een jutter goederen bergt dan dat deze spullen in zee blijven dobberen of de stranden vervuilen.
Met het romantische karakter van het jutten is daarom niet veel mis, maar mensen die dit oude gebruik in ere houden, dienen zich wel aan de regels houden. Folklore en traditie zijn niet boven de wet verheven. Dat geldt voor vuurwerk en paasvuren en dus eveneens voor aangespoelde goederen, hoe begeerlijk ook.